Naar de inhoud

Commentaar op Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 819 (Burgerlijkprocesrecht), (Jeugdrecht) en (Relatierecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 07-06-2017 door mr. dr. J.C.E. Ackermans-Wijn

Artikel 819 Tekst van de hele regeling

De rechter kan op verzoek van de echtgenoten of van een van hen de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.

A: Inleiding

Wat betreft wetsgeschiedenis en jurisprudentie tot heden bijgewerkt.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 819.

C: Kernproblematiek

Wijzigingen voortvloeiend uit KEI ten aanzien van de artikeltekst:

De artikeltekst blijft ongewijzigd

Met ingang van 1 maart 2009 is het zowel in het kader van een eenzijdig verzoek als in het kader van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding in de wet bepaald dat het mogelijk is om op verzoek van de echtgenoten of een van hen de onderling tussen de echtgenoten getroffen regelingen geheel of gedeeltelijk op te nemen in de beschikking. Voorwaarde is natuurlijk dat beide partijen het met elkaar eens zijn. Het artikel geeft de mogelijkheid om het ouderschapsplan op te nemen in de beschikking die gegeven is ofwel op een eenzijdig verzoek ofwel op een gemeenschappelijk verzoek tot scheiding. Dit ouderschapsplan moet opgemaakt worden bij scheiding indien de echtgenoten al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen over een of meer van hun gezamenlijke kinderen dan wel dat zij ingevolge artikel 1:253sa BW of artikel 1:253t BW gezamenlijk gezag uitoefenen over een of meer kinderen (zie verder Sdu Commentaar Burgerlijk Procesrecht artikel 815 Rv). Zie ook artikel 11.1 Procesreglement scheiding waarin staat dat in het dictum bepaald wordt dat het convenant c.q. ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd onder verwijzing naar en aanhechting van een kopie van het overgelegde convenant c.q. ouderschapsplan aan de beschikking.

Hoewel het Procesreglement scheiding enkel spreekt over convenant en ouderschapsplan bestaat ingevolge art 819 Rv de mogelijkheid om alle onderlinge regelingen, ook als geen sprake is van een convenant of een (compleet) ouderschapsplan, geheel of gedeeltelijk op te nemen in de beschikking, zij het dat dit aan het oordeel van de rechter is overgelaten. Dit betekent dat ook een onvolledig ouderschapsplan, waarin ouders bijvoorbeeld wel afspraken hebben kunnen maken over de zorgregeling en over een informatie- en consultatieregeling, maar het niet eens zijn geworden over de kinderalimentatie, op verzoek kan worden opgenomen en aangehecht aan de beschikking. Een convenant is een overeenkomst. Dat karakter verandert niet, wanneer een convenant ‘als opgenomen beschouwd’ wordt meegenomen in een echtscheidingsbeschikking.

Door opneming van het convenant worden de daarin opgenomen afspraken tussen partijen voor executie vatbaar.

Zie HR 19 nov 1982, NJ 1983, 494: “Indien de rechter zich bij de veroordeling van de ene partij tot betaling aan de andere partij van een uitkering tot levensonderhoud conformeert aan hetgeen partijen te dien aanzien waren overeengekomen, moet in beginsel worden aangenomen dat die veroordeling geen verdere strekking heeft dan om de partij ten behoeve van wie de veroordeling is uitgesproken een executoriale titel te verschaffen teneinde zonodig de nakoming in zoverre van de overeenkomst in rechte af te dwingen. Dat brengt mee dat de overeenkomst, ook voor wat betreft een eventueel daarvan deel uitmakend beding van niet-wijziging, door de veroordeling onverlet wordt gelaten. Dit is slechts anders indien uit de rechterlijke uitspraak van een verdergaande strekking blijkt.”

De vraag is of aan een convenant dat ‘als opgenomen beschouwd’ in de echtscheidingsbeschikking meegenomen ook gezag van gewijsde toekomt zodra de echtscheidingsbeschikking onherroepelijk is geworden. Is een dergelijke beslissing een beslissing in de zin van artikel 236 Rv, waardoor deze in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht heeft? Deze vraag is ontkennend beantwoord door het Hof ’s-Hertogenbosch 19 juni 2012, ECLI:NL:GHSHE:2012:BW9156, RFR 2012/111, JPF 2012/108, m.nt. B.E. Reinhartz. Onder verwijzing naar bovengenoemde uitspraak van de Hoge Raad van 1982 oordeelde het hof dat het feit dat de echtscheidingsbeschikking inmiddels gezag van gewijsde heeft gekregen, niet betekent dat na vernietiging van de regeling uit het convenant, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap niet meer door de rechter kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft bij echtscheidingsbeschikking niet beslist ten aanzien van een geschil tussen partijen, maar heeft slechts opgenomen in de beschikking wat partijen zelf zijn overeengekomen. Artikel 236 Rv ziet in zoverre niet op de ‘als opgenomen beschouwde’ onderlinge vermogensrechtelijke regeling uit het convenant, derhalve is de vordering tot vernietiging van de in het echtscheidingsconvenant overeengekomen verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen ontvankelijk, aldus het hof.Zie over deze materie de artikelen van P. de Bruijn en R. Westrik, hieronder genoemd bij de Literatuurverwijzing.

Van belang is wel dat de afspraken en daaruit voortvloeiende verplichtingen duidelijk omschreven zijn, zodat opneming van het convenant in de beschikking geen problemen zal opleveren in verband met eventuele executie.

Artikel 828 Rv verklaart artikel 819 Rv ook van toepassing op ontbinding van het geregistreerd partnerschap.

D: Jurisprudentie uitgebreid

Bij dit artikel is nog geen belangrijke jurisprudentie aanwezig.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering artikel 819.

F: Literatuurverwijzing

  • P. de Bruijn en R. Westrik, 'Convenant en echtscheidingsbeschikking: gezamenlijk gezag van gewijsde?', EB Tijdschrift voor scheidingsrecht 2012, 3 (deel 1) en 2013, 41 (deel 2).
  • P. de Bruijn en R. Westrik, 'Convenant, echtscheidingsbeschikking en executoriale kracht', EB Tijdschrift voor scheidingsrecht 2013, 61.