Naar de inhoud

Commentaar op Wetboek van Strafrecht art. 77m en 77n (Jeugdrecht), (Strafrecht) en (Strafrecht)


Commentaar is bijgewerkt tot 21-05-2017 door mr. T.B. Trotman

Artikel 77m Tekst van de hele regeling

1.

Het vonnis of de strafbeschikking vermeldt of de taakstraf bestaat uit een werkstraf, een leerstraf of een combinatie van beide, alsmede het aantal uren dat de straf zal duren. Het vonnis of de strafbeschikking kan de aard en inhoud van de te verrichten werkzaamheden of het te volgen leerproject vermelden.

2.

De duur van de door de rechter opgelegde onbetaalde arbeid of van de arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade, is ten hoogste tweehonderd uren.

3.

De termijn waarbinnen de arbeid moet zijn verricht bedraagt ten hoogste zes maanden indien niet meer dan honderd uren is opgelegd en overigens ten hoogste een jaar. Het openbaar ministerie kan evenwel bij toepassing van artikel 77o, derde lid, de duur verlengen.

4.

De duur van een leerproject is ten hoogste tweehonderd uren.

5.

De termijn waarbinnen een leerproject plaatsvindt bedraagt ten hoogste zes maanden indien niet meer dan honderd uren is opgelegd en overigens ten hoogste een jaar. Het openbaar ministerie kan bij toepassing van artikel 77o, derde lid, de duur verlengen.

6.

Indien meer dan één taakstraf wordt opgelegd, bedraagt het totaal aantal uren niet meer dan tweehonderdenveertig.

7.

Artikel 27, eerste en vierde lid, is bij veroordeling tot een taakstraf door de rechter van overeenkomstige toepassing.

8.

Het openbaar ministerie kan de termijn, genoemd in het derde en vijfde lid, ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde, eenmaal met een zelfde periode verlengen. Het openbaar ministerie zendt hiervan zo spoedig mogelijk een kennisgeving aan de veroordeelde.

9.

De termijnen, genoemd in het derde en vijfde lid, worden verlengd met de tijd dat de veroordeelde uit anderen hoofde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.

Artikel 77n Tekst van de hele regeling

1.

In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.

2.

De duur van de vervangende jeugddetentie wordt in gehele dagen, weken of maanden vastgesteld.

3.

De vervangende jeugddetentie beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd.

4.

Wanneer een gedeelte van de te verrichten taakstraf is voldaan, vermindert de duur van de vervangende jeugddetentie naar evenredigheid. Heeft deze vermindering tot gevolg dat voor een gedeelte van een dag vervangende jeugddetentie zou moeten worden ondergaan, dan vindt afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.

A: Inleiding

De artikelen 77m en 77n Sr bevatten de voorschriften met betrekking tot de inhoud van de taakstraf (artikel 77m Sr) en de regeling voor de vervangende jeugddetentie voor het geval de jeugdige de taakstraf niet of niet naar behoren verricht (artikel 77n Sr). Zij vormen op dit punt de nadere uitwerking van het algemene sanctieartikel, artikel 77h Sr, en zijn de jeugdrechtelijke pendanten van de artikelen 22c en 22d Sr. Met dien verstande dat sinds de inwerkintreding van de Wet voorwaardelijke sancties ( Stb. 2011, 545) per 1 april 2012 de leerstraf binnen het volwassenenstrafrecht is komen te vervallen als zelfstandige hoofdstraf. Sinds 1 april 2014 is artikel 77ma Sr ingevoerd waarbij de mogelijkheden tot het opleggen van een taakstraf zijn beperkt — grotendeels — naar analogie van de regeling voor volwassenen in artikel 22b Sr.1

De opvolgende artikelen 77o, 77p en 77q Sr zien op de executie van de taakstraf.

Anders dan in het volwassenenstrafrecht kan gelet op artikel 77h lid 1 Sr een taakstraf niet alleen bij misdrijven worden opgelegd, maar ook bij overtredingen waarop alleen een geldboete staat.

Overigens kan de rechter op grond van artikel 77dd lid 2 Sr jo artikel 14g lid 2 Sr bij de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke jeugddetentie alsnog een taakstraf opleggen.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 77m, Artikel 77n.

C: Kernproblematiek

C.1: Achtergrond taakstraf

Sinds 1 februari 2001 is de taakstraf als zelfstandige hoofdstraf ingevoerd zowel in het jeugd- als in het volwassenenstrafrecht. 2Hoewel niet meer verplicht staat het de rechter vrij de Raad voor de Kinderbescherming om advies te vragen met betrekking tot de aard, inhoud en mogelijkheid tot tenuitvoerlegging van een taakstraf. De rechter is op grond van artikel 77m lid 1 Sr bevoegd de aard en inhoud van de straf te bepalen.

Er is in het parlement veel gesproken over hoe de taakstraf zich verhoudt tot dwangarbeid als bedoeld in artikel 4 EVRM, aanvankelijk was in het wetsvoorstel een instemmingsvereiste opgenomen.

De minister heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de regeling aan artikel 5 EVRM voldoet nu de rechter bij de oplegging van de taakstraf bepaalt hoe lang de vrijheidsontneming duurt wanneer de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.

De veroordeelde is bovendien altijd vrij al dan niet aan te vangen met het werk en kan niet door lichamelijke of politiedwang worden gedwongen alsnog te gaan werken. Zijn weigering zal worden gerespecteerd, maar dit zal wel aanleiding vormen de vervangende vrijheidsstraf ten uitvoer te leggen. 3

Er is in de literatuur veelvuldig op gewezen dat de invoering van de taakstraf, aanvankelijk ‘alternatieve sanctie’ genoemd, niet heeft geleid tot een afname in de oplegging van de ‘reguliere’ straffen, maar tot meer en eerder straffen. Imkamp heeft zich meermalen kritisch uitgelaten over nut en noodzaak van het net-widening effect van taakstraffen waardoor ‘Madurodam strafrecht’ ontstaat (kleine taakstrafjes voor kleine delicten).4

De oplegging van taakstraffen is sinds de invoering daarvan eerst explosief gestegen, sinds 2008 daalt het aantal opgelegde taakstraffen in absolute zin, hetgeen past bij de algemene trend waarbij het aantal door de rechter afgedane misdrijfzaken tegen minderjarigen sinds 2008 fors is afgenomen. De taakstraf wordt desondanks bij minderjarigen nog steeds het meest toegepast.

In 2015 werd door de rechter in eerste aanleg in misdrijfzaken tegen minderjarigen bij 87% van de schuldigverklaringen met strafoplegging een enkelvoudige hoofdstraf (vrijheidsstraf, geldboete of taakstraf) opgelegd. Bij 10% werd een combinatie van hoofdstraffen opgelegd. In de meeste gevallen ging het hierbij om een combinatie van een vrijheidsstraf en een taakstraf. In 2015 legde de rechter ruim 3.600 taakstraffen op, een daling van 60% vergeleken met 2007. Daarmee was in 2015 bijna drie vijfde van alle sancties(dat is drie kwart van de hoofdstraffen) tegen minderjarigen een taakstraf en 15% een vrijheidsstraf.5

In 2015 zijn door het Openbaar Ministerie 15.200 beslissingen genomen in misdrijfzaken met minderjarige verdachten. In 1.500 gevallen daarvan is een transactiebeslissing genomen. De voorwaarde taakstraf komt het meest voor (1.200 in 2015). 6

C.2: Taakstraf als sanctie (lid 1)

In artikel 77h lid 2 Sr worden de drie vormen van taakstraf onderscheiden:

  1. werkstraf: onbetaalde, fysieke arbeid op niet (of semi-) commerciële basis, ten dienste van de samenleving, gedurende een aantal vastgestelde uren;
  2. het verrichten van arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade: tot 1 april 2012 een unieke straf voor de jeugd; de minister heeft indertijd tijdens de parlementaire behandeling na kamervragen of dit niet ook in het volwassenenstrafrecht zou moeten worden ingevoerd, opgemerkt dat deze variant niet veel wordt toegepast en dat deze modaliteit veel werklast voor de reclassering mee zou brengen.7 Met de inwerkingtreding van de Wet voorwaardelijke sancties is nu ook voor meerderjarigen herstel van de door het strafbare feit veroorzaakte schade opgenomen als een van de mogelijke bijzondere voorwaarden zoals bedoeld in artikel 14c Sr. In de memorie van toelichting wordt de verwachting uitgesproken dat deze voorwaarde slechts in bijzondere gevallen zal kunnen worden opgelegd. De daar genoemde argumenten geleden evenzeer voor minderjarigen. Niet alleen veronderstelt deze voorwaarde dat de veroordeelde in staat is om de schade te herstellen op een zodanige wijze dat aan de gebruikelijke kwaliteitseisen wordt voldaan. Maar ook zal het naleven van deze voorwaarde in veel gevallen betekenen dat contact opgenomen moet worden met het slachtoffer, hetgeen niet door alle slachtoffers op prijs zal worden gesteld.8
  1. 3.
    leerstraf: een training/cursus waarbij de jeugdige bepaalde vaardigheden worden bijgebracht of de jeugdige geconfronteerd wordt met de gevolgen van zijn gedrag voor het slachtoffer. Sinds de inwerkingtreding van de Wet voorwaardelijke sancties per 1 april 2012 is voor volwassenen de leerstraf geen zelfstandige taakstraf meer, maar is deze opgegaan in de voorwaardelijke veroordeling onder artikel 14c Sr. Uit de memorie van toelichting bij de eerder genoemde blijkt dat in het jeugdstrafrecht de leerstraf als taakstraf vooralsnog gehandhaafd blijft.9

De Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie beoordeelt of gedragsinterventies kunnen leiden tot preventie of vermindering van recidive bij delinquente jongeren. Via de site (http://www.erkenningscommissie.nl/beoordelingen/erkendegedragsinterventies/jeugdigen/) kan worden nagezocht welke interventies zijn erkend.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft sinds 2009 zo’n 140 (!) oude leerstraffen vervangen door een aantal nieuw ontwikkelde erkende gedragsinterventies10:

  • So cool, de cognitieve sociale vaardigheidstraining voor LVB-jongeren (IQ 50-85), regulier (17 bijeenkomsten in totaal 40 uur) of verlengd (23 bijeenkomsten in totaal 50 uur);
  • TACt, eenintensieve agressieregulatie-trainingin een reguliere variant van 20 bijeenkomsten en in een plus variant van 21 bijeenkomsten (voor LVB-jongeren) variant;
  • Tools4U, de cognitieve sociale vaardigheidstraining, in vier varianten, regulier, regulier plus, verlengd en verlengd plus, individueel of met ouders (plus versie), variërend van 8 tot 14 bijeenkomsten (bij de plus-varianten zijn er ook bijeenkomsten alleen voor ouders).

Imkamp wijst er terecht op dat een leerstraf pas in beeld dient te komen bij ‘evidente’ vaardigheidstekorten of ontwikkelingsachterstanden en moet aansluiten bij het recidiverisico en zich richten op beïnvloedbare criminogene factoren. 11

C.3: Maximumduur taakstraf (lid 2, 4 en 6)

De duur van de werkstraf (lid 2), de leerstraf (lid 4) en het verrichten van arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade (lid 2) bedraagt telkens maximaal 200 uur. Als er echter een gecombineerde leer/werkstraf wordt opgelegd, zoals bedoeld in artikel 77h lid 2 onder c Sr, is het maximum 240 uur (lid 6). Het gaat hier dan telkens om door de rechter opgelegde taakstraffen. Voor de door het OM bij strafbeschikking opgelegde taakstraffen, geldt op grond van artikel 77f Sr een maximum van 60 uur.

Bij de leerstraf kan op grond van artikel 77ff Sr bij of krachtens AMvB nadere regels worden gesteld omtrent het aantal uren dat een leerproject kan duren, indien de aard van het leerproject daartoe aanleiding geeft, dat is tot op heden nog niet gebeurd. Het Besluit tenuitvoerlegging taakstraffen 12 bevat in ieder geval geen nadere invulling op dit punt.

Tijdens de parlementaire behandeling heeft de staatssecretaris aangegeven dat er leerprojecten zijn die niet goed pasbaar zijn in het wettelijk maximum; hij gaf daarbij als voorbeeld een leerproject waarbij de jeugdige twee weken op een boot zou doorbrengen. Het zou in dat geval ‘onzinnig’ zijn om de tijd besteed aan slapen of de vrije tijd mee te laten tellen.

Overigens zou het aantal uren per AMvB slechts kunnen worden aangepast met behoud van de door de wetgever in formele zin beoogde zwaarte van de straf. 13

Overigens is uit onderzoek gebleken dat dit soort ‘outward bound-achtige’ projecten wel nuttig zijn om een groep beter te laten functioneren, maar dat niet kan worden aangetoond dat zij ook tot blijvende gedragsverandering en minder recidive leiden. 14

C.4: Lengte executie-traject (lid 3, 5, 8 en 9)

De werkstraf en de arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade moet binnen zes maanden zijn verricht, dan wel binnen 1 jaar indien er meer dan 100 uur is opgelegd (lid 3). Datzelfde is sinds de laatste wetswijziging nu ook geregeld ten aanzien van het executie-traject van de leerstraf (lid 5). Voor de door het OM bij strafbeschikking opgelegde taakstraffen, gelden op grond van artikel 77f kortere executie-trajecten.

C.4.1: Verlenging door het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie kan gelet op artikel 77m lid 8 Sr eerdergenoemde executietermijnen ambtshalve of op verzoek van de veroordeelde verlengen met eenzelfde termijn. Hiervan dient dan wel zo spoedig mogelijk een kennisgeving te worden gezonden aan de veroordeelde.

De mededelings/betekeningsregeling van artikel 366a Sv is daarop (zie het vierde lid van genoemd artikel) van toepassing.

Deze verlengingsbevoegdheid is gelet op het derde lid van artikel 77m Sr eveneens aan het Openbaar Ministerie gegeven indien de taakstraf is gewijzigd op grond van artikel 77o Sr.

C.5: Aftrek voorarrest (lid 7)

Gelet op artikel 77a Sr is de aftrekregeling inzake voorarrest van artikel 27 Sr niet van toepassing. Via de band van artikel 77m lid 7 worden echter expliciet artikel 27 leden 1 en 4 Sr weer van overeenkomstige toepassing verklaard. De rechter dient bij de oplegging van een taakstraf de aftrek te bevelen van het voorarrest of de gijzeling, ook indien het gevoegde feiten betreft en de veroordeling wordt uitgesproken voor een ander feit dan waarvoor het voorarrest of de gijzeling is bevolen. Bij de oplegging van een leerstraf dient de rechter zich van tevoren rekenschap te geven of de leerstraf nog past in het overwogen aantal uren. Een slechts gedeeltelijk gevolgde training is niet effectief.

C.6: Oplegging vervangende jeugddetentie (artikel 77n lid 1 en 2)

Anders dan bij de oplegging van een geldboete is de rechter bij veroordeling tot een taakstraf verplicht steeds ook de vervangende jeugddetentie te bevelen voor het geval de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht. In de oude regeling was tussenkomst van de rechter nog nodig. Maar uit efficiency-overwegingen en ter verlichting van de werklast van de rechterlijke macht is dat in 2001 bij de invoering van de Wet Taakstraffen komen te vervallen. Zie ook onder C.8.

De tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie gebeurt door het Openbaar Ministerie (zie artikel 77p lid 1 Sr) en de rechter bemoeit zich daar alleen nog mee indien de veroordeelde tegen de executie bezwaar maakt (zie artikel 77p lid 3 Sr).

C.7: Duur vervangende jeugddetentie (artikel 77n lid 3 en 4)

De maatstaf voor de verhouding tussen taakstraf en bijbehorende vervangende jeugddetentie is maximaal een dag voor elke twee uur.

Artikel 77n lid 2 en lid 3 Sr komen overeen met het bepaalde in artikel 22d Sr voor volwassenen, zij het dat nu voor jeugdigen de maximale taakstraf niet meer dan 240 uur bedraagt (artikel 77m lid 6 Sr), de daarmee corresponderende vervangende jeugddetentie ook niet meer dan vier maanden (= 120 dagen, zie artikel 88 Sr) beloopt.

Indien er sprake is van een gedeeltelijk mislukte taakstraf dan moet op grond van het vierde lid van artikel 77n Sr met de wel gewerkte uren naar evenredigheid rekening worden gehouden.

Bij afrondingsperikelen vindt op grond van de wet ten nadele van de verdachte afronding naar boven plaats tot het naaste aantal gehele dagen.

C.8: De taakstraf in internationaalrechtelijk perspectief

Zonder uitputtend te zijn, kunnen de volgende relevante internationale bepalingen (soft law) worden genoemd die zien op niet vrijheidsbenemende sancties zoals taakstraffen:

  • VN Tokyo Rules (zie United Nations Standard Minimum Rules for Non-custodial Measures, adopted by General Assembly resolution 45/110 of 14 December 1990): als de betrokkene goed meewerkt zou er een mogelijkheid moeten zijn om de alternatieve sanctie te bekorten (rule 11.2). De Jonge noemt dit een soort vervroegde invrijheidstelling voor taakstraffen. 15 Voorts wordt in rule 14.3 benadrukt dat het mislukken van een alternatieve sanctie niet automatisch zou moeten leiden tot detentie, maar dat dit ook zou kunnen leiden tot aanpassing van de alternatieve sanctie.
  • European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures: Zie Council of Europe: Recommendation CM/Rec(2008)11 of the Committee of Ministers to member states on the European Rules for juvenile offenders subject to sanctions or measures, adopted by the Committee of Ministers on 5 November 2008 en de bijbehorende toelichting CM(2008)128 addendum 1, 2 September 2008.

In rule 23.2 is bepaald dat ‘Priority shall be given to sanctions and measures that may have an educational impact as well as constituting a restorative response to the offences committed by juveniles.’ In dat licht gezien zouden de nationale autoriteiten de duur van de sanctie moeten kunnen verminderen of de voorwaarden gesteld bij de alternatieve sanctie moeten kunnen verlichten indien de jeugdige veroordeelde goede progressie boekt bij de tenuitvoerlegging van de sanctie (rule 27).

Rule 10 bevat het in vele internationale documenten voorkomende beginsel dat vrijheidsbeneming ‘a measure of last resort’ zou moeten zijn. In de toelichting op deze Europese regels staat dat daaruit dan ook noodzakelijk voortvloeit dat het niet (volledig) vervullen van de taakstraf niet automatisch mag leiden tot detentie, maar dat er eerst een discussie dient te worden gevoerd met de betrokken nu het ‘good professional practice’ is ‘for the responsible authority to take into account the views of the juveniles when making such decisions.’

Rule 30.1 luidt dan ook als volgt: ‘If juveniles do not comply with the conditions and obligations of the community sanctions or measures imposed on them, this shall not lead automatically to deprivation of liberty. Where possible, modified or new community sanctions or measures shall replace the previous ones.’

In dit internationale perspectief bekeken, is de rechterlijke verplichting in artikel 77n Sr om bij de oplegging van een taakstraf ook steeds de vervangende jeugddetentie te bevelen minder gelukkig, zeker nu de veroordeelde weliswaar bezwaar kan maken tegen de tenuitvoerlegging daarvan, maar dat de indiening van een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft. 16

Voorts verdient het aanbeveling te bezien in hoeverre het ook ten aanzien van taakstraffen mogelijk is een bepaling in de wet op te nemen, die vergelijkbaar is met artikel 77j lid 4 Sr, zodat de rechter die de taakstraf heeft opgelegd deze ‘te allen tijde’ kan herzien als daar goede redenen voor zijn.

C.9: Komend recht

Bij inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (kamerstuknummer 34.086) worden de bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht die zien op de tenuitvoerlegging van straffen verplaatst naar een nieuw Boek 6 van het Wetboek van Strafvordering. De artikelen 6:3:8-6:3:10 zien dan specifiek op taakstraffen opgelegd aan de jeugd. De verlengingsmogelijkheid (tweede volzin 77m, derde lid en 77m, achtste lid) komt te vervallen, daartegenover staat dat de beschikbare termijn om de taakstraf in te verrichten, wordt verlengd.

2
Zie Wet van 7 september 2000, Stb. 2000, 365, inwerkingtreding 1 februari 2001.
4
Zie Imkamp in: Weijers (red.) (2016), p. 42.
5
Gegevens afkomstig uit Rapport Criminaliteit en rechtshandhaving 2015, p. 45/46 en tabel 6.16 via www.cbs.nl.
6
Gegevens afkomstig uit Rapport Criminaliteit en rechtshandhaving 2015, p. 37 en tabel 5.12.
9
Zie Kamerstukken II 2009/10, 32 319, nr. 3, p. 13 onder par. 5.4, voetnoot 1.
10
Zie de site www.justitieleinterventies.nl en ook de brochures op de site van de Raad voor de Kinderbescherming: https://www.kinderbescherming.nl/voor-kind-en-ouder/straffen-voor-jongeren/wat-is-een-taakstraf/leerstraf/welke-leerstraffen-zijn-er
11
Zie Imkamp, in: Weijers (red.) (2016), p. 47.
12
Besluit van 15 januari 2001, Stb. 2001, 33, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 28 november 2013, Stb. 2013, 495.
13
Zie Kamerstukken II 1991/92, 21 327, nr. 6, p. 37-38.
14
Zie Van der Laan en Slotboom, in: Weijers (red.) (2016), p. 126.
15
Zie De Jonge en Van der Linden (2013), par. 7.4.5.

D: Jurisprudentie uitgebreid

D.1: Achtergrond taakstraf

HR 20 februari 2007, NJ 2007, 136, NbSr 2007/128 , ECLI:NL:HR:2007:AZ6168;

verdachte heeft zich niet verzet tegen werkstraf. Hij kan in plaats van te werken de subsidiair opgelegde vervangende hechtenis ondergaan. Geen strijd met artikel 4 lid 2 EVRM.

HR 20 juni 2006, NJ 2009, 567, NbSr 2006/242 , ECLI:NL:HR:2006:AV6196;

opvatting dat illegaal in Nederland verblijvende vreemdeling niet in aanmerking komt voor werkstraf mede omdat artikel 197b Sr voor de executie van een dergelijke straf een beletsel zou vormen, is onjuist. Niet blijkt dat de wetgever de werkzaamheden die in het kader van een werkstraf worden verricht wilde laten vallen onder het bereik van die bepaling.

D.2: Lengte executietraject (artikel 77m, lid 9)

Hof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2013:CA2191;

detentie uit ander hoofde staat niet aan uitvoerbaarheid taakstraf in de weg. Ingevolge artijkel 77m, lid 9, Sr wordt de termijn waarbinnen de werkstraf moet zijn uitgevoerd immers van rechtswege verlengd met de tijd dat veroordeelde uit andere hoofde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

D.3: Oplegging vervangende jeugddetentie (artikel 77n lid 1 en 2)

Rb. Breda 23 december 2003, NbSr 2004/190, ECLI:NL:RBBRE:2003:AO8942;

eiseres in kort geding heeft geen belang bij haar vordering tot een verbod tot het ten uitvoer leggen van de aan haar dochter opgelegde werkstraf wegens verjaring, nu haar dochter door geen gehoor te geven aan de oproep zelf kan bewerkstelligen dat die straf niet ten uitvoer wordt gelegd, ook al riskeert zij daarmee omzetting in jeugddetentie.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Wetboek van Strafrecht artikel 77m; artikel 77n.

F: Literatuurverwijzing

  • Bartels, J.A.C., Jeugdstrafrecht, Deventer: Kluwer 2011.
  • CBS en WODC, Criminaliteit en rechtshandhaving 2015, down te loaden o.a. via www.cbs.nl.
  • Fokkens, J.W., commentaar op artikelen 77m en 77n Sr, in: Noyon, T.J., G.E. Langemeijer en J. Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, voortgezet door J.W. Fokkens en A.J.M. Machielse (losbl.), Deventer: Gouda Quint.
  • Imkamp, F., ‘Taakstraffen in het jeugdstrafrecht’, in: Weijers, I. (red.), Justitiële interventies. Voor jeugdige daders en risicojongeren, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2016, p. 35-48.
  • Jonge, G. de, ‘Jeugdsancties’, in: Weijers, I. en F. Imkamp (red.), Jeugdstrafrecht. In internationaal perspectief, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2011, p. 107137.
  • Jonge, G. de en A.P. van der Linden, Jeugd & Strafrecht. Een leer- en praktijkboek over het (internationale) jeugdstrafrecht en jeugdstrafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2013.
  • Laan, P. van der en A.-M., Slotboom, ‘Wat werkt’, in: Weijers, I. (red.), Justitiële interventies. Voor jeugdige daders en risicojongeren, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 20016, p. 117-131.
  • Rapport van de commissie herziening strafrecht voor jeugdigen (Commissie Anneveldt), Sanctierecht voor jeugdigen, Den Haag: Staatsuitgeverij 1982.
  • Verpalen, M.J.M., commentaar op artikelen 77m en 77n Sr, in: C.P.M. Cleiren, J.H. Crijns en M.J.M. Verpalen, (red.), Tekst & Commentaar: Strafrecht, Deventer: Kluwer 2016.