Bij algemene maatregel van bestuur kan aan daartoe aan te wijzen opsporingsambtenaren in bij die algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken betreffende overtredingen tot wederopzeggens de bevoegdheid worden verleend een strafbeschikking uit te vaardigen waarin een geldboete wordt opgelegd.
Commentaar op Wetboek van Strafvordering art. 257b (Strafvordering) en (Vooronderzoek)
Commentaar is bijgewerkt tot 17-04-2017 door mr. T. de Vette en mr. E.M. Gremmen
Artikel 257b Tekst van de hele regeling
Voorts kan bij algemene maatregel van bestuur aan daartoe aan te wijzen opsporingsambtenaren in bij die algemene maatregel van bestuur aangewezen zaken betreffende misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld van niet meer dan zes jaar, welke van eenvoudige aard zijn, begaan door personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt, tot wederopzeggens de bevoegdheid worden verleend een strafbeschikking uit te vaardigen waarin een geldboete van ten hoogste € 350 wordt opgelegd.
De ambtenaren bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste en tweede lid, maken hiervan gebruik volgens richtlijnen, vast te stellen door het College van procureurs-generaal. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de aanwijzing van opsporingsambtenaren, het toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheden gebruik maken alsmede de intrekking van de aanwijzing van een opsporingsambtenaar.
A: Inleiding
In de tweede afdeling van titel IVA, Vervolging door een strafbeschikking, geïntroduceerd door de Wet OM-afdoening 1, is de bevoegdheid tot het uitvaardigen van strafbeschikkingen opgenomen voor opsporingsambtenaren (artikel 257b Sv) en lichamen en personen, met een publieke taak belast (artikel 257ba Sv). De strafbeschikkingsbevoegdheid voor opsporingsambtenaren heeft de transactiebevoegdheid die tot 1 april 2013 opgenomen was in artikel 74c Sr vervangen.2 Zie voor de laatste stand van zaken met betrekking tot de gefaseerde inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening de Aanwijzing OM-strafbeschikking, te vinden via www.om.nl.
De bevoegdheid kan slechts worden verleend aan opsporingsambtenaren die daartoe in een algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit OM-afdoening.3 Daarnaast vermeldt het artikel dat slechts strafbeschikkingen kunnen worden uitgevaardigd voor in het Besluit OM-afdoening opgenomen overtredingen waarvoor een geldboete wordt opgelegd en misdrijven met een maximale strafbedreiging van zes jaar, begaan door verdachten ouder dan achttien jaar, waarvoor een geldboete van maximaal € 350 wordt opgelegd. Ten slotte stelt het artikel dat de betreffende opsporingsambtenaren hun taak uitvoeren volgens richtlijnen van het College van procureurs-generaal.
B: Wetstechnische informatie
Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 257b.
C: Kernproblematiek
C.1: Vervangen transactiebevoegdheid artikel 74c Sr
Voor inwerkingtreding van de Wet OM-afdoening beschikten opsporingsambtenaren reeds over de bevoegdheid strafzaken buitengerechtelijk af te doen door middel van de transactie uit artikel 74c Sr(vervallen per 1-4-2013). Deze transactie, ook wel politietransactie genoemd, is sinds 1 april 2013 geheel omgezet in een door opsporingsambtenaren uitgevaardigde strafbeschikking op grond van artikel 257b Sv.4
Artikel 257b is tekstueel sterk gebaseerd op artikel 74c Sr . ‘Kortgezegd wordt voorgesteld de bevoegdheid tot het aanbieden van transacties tegen betrekkelijk geringe bedragen om te bouwen tot een bevoegdheid tot het opleggen van betrekkelijk geringe boetes’, aldus de memorie van toelichting.5 Omdat de zaken eenvoudig zijn, de boetes laag en in de regelgeving aan deze wijze van afdoening strenge normen en regels zijn gesteld, is deze omzetting volgens de minister geheel te rechtvaardigen.6 Daarnaast konden opsporingsambtenaren op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften ook al boetes opleggen. Mede in lijn met het advies van de Raad van Hoofdcommissarissen, is ervoor gekozen de feitelijke werkwijze van de politie met betrekking tot het buitengerechtelijk afdoen van zaken zoveel mogelijk hetzelfde te laten.
C.2: Besluit OM-afdoening
De algemene maatregel van bestuur genoemd in artikel 257b Sv is het Besluit OM-afdoening. In Hoofdstuk III van dit Besluit wordt o.a. beschreven welke opsporingsambtenaren strafbeschikkingen uit mogen vaardigen en voor welke feiten zij dit kunnen doen. In bijlage I van dit Besluit zijn de feiten opgenomen die met een strafbeschikking op grond van artikel 257b kunnen worden afgedaan. Deze feiten zijn aangegeven door een zogenoemde feitcode. De opsporingsambtenaren die op grond van artikel 257b Sv zijn aangewezen, kunnen strafbeschikkingen uitvaardigen voor de feitcodes waarvoor de letter p staat. Het bijbehorende tarief staat achter de omschrijving vermeld.7
Vanwege de gefaseerde invoering van de Wet OM-afdoening bevat artikel 5.2 Besluit OM-afdoening een gedifferentieerde inwerkingtredingsbepaling. Gelijk met de Wet OM-afdoening zijn op 1 februari 2008 de hiervoor benodigde bepalingen in werking getreden, de voor de invoering van de politiestrafbeschikking benodigde artikelen zijn in werking getreden bij het bij Koninklijk Besluit van 29 maart 2010 bepaalde tijdstip8 Het Besluit OM-afdoening was hiervoor per 1 april 2010 gewijzigd (Stb. 2010, 140).
C.3: Opsporingsambtenaren
Net als de transactiebevoegdheid van artikel 74c Sr per 1-4-2013), die over het algemeen werd aangeduid als politietransactie, wordt de strafbeschikkingsbevoegdheid van artikel 257b Sv veelal aangeduid als politiestrafbeschikking. Deze terminologie is echter niet geheel correct: naast politiefunctionarissen kan op basis van dit artikel ook strafbeschikkingsbevoegdheid worden gegeven aan (gemeentelijke) buitengewoon opsporingsambtenaren. Welke dit zijn, is te vinden in artikel 3.2 lid 4 van het Besluit OM-afdoening, dat door het Koninklijk Besluit van 29 maart 2010 bepaalde tijdstip in werking is getreden.9 In de eerste drie leden van dit artikel is opgenomen welke politiefunctionarissen en militairen van de Koninklijke Marechaussee aangewezen zijn strafbeschikkingen uit te vaardigen. Artikel 257ba Sv is bedoeld voor het uitvaardigen van bestuurlijke strafbeschikkingen. In de gefaseerde inwerkingtreding is echter gekozen buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) eerst op grond van andere artikelen ‘bestuurlijke strafbeschikkingen’ uit te laten schrijven. Aanvankelijk gebeurde dit op grond van artikel 257a Sv, sinds 1 april 2010 kunnen de boa’s op grond van artikel 257b Sv ‘bestuurlijke strafbeschikkingen’ uitvaardigen. Per december 2010 is het uitschrijven van strafbeschikkingen op grond van artikel 257b landelijk ingevoerd. De intentie het uitschrijven van strafbeschikkingen door de boa’s alsnog onder te brengen onder artikel 257ba, lijkt inmiddels te zijn verlaten. Wel is de terminologie aangepast om duidelijker onderscheid te kunnen maken tussen de 'echte' politiestrafbeschikkingen en degenen die door de boa’s zijn uitgeschreven. Deze laatste worden nu bestuurlijke strafbeschikking overlast (BSBO) genoemd. Voor deze strafbeschikkingen gelden dezelfde regels als die voor de politiestrafbeschikking – zie hiervoor onder C.6. – maar eveneens extra bepalingen. Door zich bij het CJIB en het Openbaar Ministerie aan te melden als gemeente die met de ‘bestuurlijke strafbeschikking’ werkt, zal het CJIB bij het verwerken van de processen-verbaal van de boa beoordelen of een bestuurlijke dan wel politiestrafbeschikking uitgevaardigd dient te worden. Als een buitengewoon opsporingsambtenaar van een gemeente die geen gebruik maakt van de bestuurlijke strafbeschikking, een bon uitschrijft voor een van de feiten die onder de politiestrafbeschikking vallen, zal deze buitengewoon opsporingsambtenaar ook een politiestrafbeschikking uitvaardigen. Voor de dagelijkse praktijk van de buitengewoon opsporingsambtenaar op straat maakt dit nauwelijks verschil. Met het Openbaar Ministerie is echter overeengekomen dat een ‘bestuurlijke strafbeschikking’ in beginsel niet beleidsmatig zal worden geseponeerd, slechts op juridisch-technische gronden. Deze afspraak geldt niet voor politiestrafbeschikkingen.
C.4: Overtredingen
Lid 1 bepaalt dat de aangewezen opsporingsambtenaren voor bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen overtredingen strafbeschikkingen inhoudende geldboetes uit kunnen vaardigen. In artikel 3.3 Besluit OM-afdoening zijn de zaken aangewezen waarin de strafbeschikkingsbevoegdheid uitgeoefend kan worden.10 In Bijlage I van het Besluit OM-afdoening is een lijst met feiten opgenomen waarvoor de strafbeschikking op grond van artikel 257b kan worden uitgevaardigd, met daarbij de te hanteren tarieven Daarnaast is in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening gesteld dat het moet gaan om zaken die op heterdaad of met een technisch hulpmiddel zijn ontdekt. De feiten en tarieven zijn voor de opsporingsambtenaren opgenomen in de ‘Tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen’ en in een kleinere variant voor het werk op straat in het Feitenboekje.11 Zie voor een uitgebreide toelichting op het soort feiten en de procedure die gevolgd dient te worden de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven en overtredingen.12Op grond van artikel 5 lid 1 van het Besluit justitiële gegevens 13 worden strafbeschikkingen voor een overtreding, inhoudende geldboeten onder € 100, niet als justitieel gegeven aangemerkt. Dit is hetzelfde beleid als bij transacties.
C.5: Misdrijven
Artikel 3.3 onder a Besluit OM-afdoening bepaalt dat opsporingsambtenaren eveneens strafbeschikkingen kunnen uitvaardigen voor zaken ‘(...) zoals nader beschreven in de richtlijnen, gesteld door het Openbaar Ministerie, die de ontdekking betreffen van een misdrijf, omschreven in het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit de toe-eigening betreft van goederen met een waarde van ten hoogste € 120 uit een winkel, voor zover de verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt’. Dit betreft, kort gezegd, de winkeldiefstal- en verduistering, voor welk misdrijf opsporingsambtenaren reeds een zelfstandige transactiebevoegdheid bezaten. Deze transactiebevoegdheid is door de overgang naar de strafbeschikkingen komen te vervallen. Zie voor een uitgebreide toelichting op de procedure die gevolgd dient te worden de Aanwijzing feitgecodeerde misdrijven en overtredingen.14
C.6: Richtlijnen College van procureurs-generaal
Op basis van lid 3 dient het College van procureurs-generaal richtlijnen vast te stellen omtrent de strafbeschikkingsbevoegdheid voor de ambtenaren genoemd in lid 1 en 2. Daarnaast stelt het artikel dat bij algemene maatregel van bestuur voorschriften worden gegeven omtrent het aanwijzen van opsporingsambtenaren die deze bevoegdheid mogen krijgen, omtrent het houden van toezicht op het gebruik van deze bevoegdheid en voorschriften omtrent de mogelijkheid tot intrekking van de aanwijzing van de betreffende ambtenaar. Deze artikelen zijn in het Besluit OM-afdoening opgenomen. Daarnaast zijn in de Aanwijzing OM-strafbeschikking 15 uitgebreide passages over de werkwijze en het toezicht opgenomen. Volgens de wetgever moet het College van procureurs-generaal bij het uitoefenen van deze taak oog hebben voor kwaliteitseisen van de functionarissen die boetebevoegdheden krijgen en gaat een kwaliteitsverhogende werking uit van het toezicht en de interventie van het College.16 Zo kan het Openbaar Ministerie als toezichthouder op de boa’s in geval van eventuele klachten over een boa of de kwaliteit van diens processen-verbaal, het bestuursorgaan verzoeken passende maatregelen te treffen en zo nodig een verzoek tot schorsing of intrekking van de opsporingsbevoegdheid van de betreffende boa indienen bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.
C.7: Aankondiging strafbeschikking
In artikel 257c lid 4 Sv is opgenomen dat opsporingsambtenaren een aankondiging van de strafbeschikking uit kunnen reiken. Met ingang van 1 november 2014 is dit artikellid gewijzigd met de inwerkingtreding van de Wet digitale handhaving veelvoorkomende overtredingen.17 Deze wet maakt het mogelijk dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren veelvoorkomende overtredingen op straat digitaal kunnen handhaven. Dit kan gebeuren door middel van het gebruik van een PDA (personal digital assistant), waardoor bij constatering van een dergelijke overtreding direct de benodigde gegevens worden ingevuld en verwerkt. Ook is het mogelijk met de PDA foto’s van de situatie ter plaatse te maken. Voorheen bevatte het artikel-lid een tekst waarin werd gesproken over het achterlaten van een papieren aankondiging, die bij verdenking van een overtreding met een motorrijtuig ook in of bij dat voertuig achter kon worden gelaten. Het streven van het kabinet is echter dat de papieren aankondiging helemaal zal komen te vervallen en uiteindelijk helemaal digitaal zal worden gehandhaafd. Voor de overgangsperiode vanaf 1 november 2014, waarin nog niet iedere (opsporings)ambtenaar de beschikking heeft over een PDA, is afgesproken dat slechts dan een papieren aankondiging wordt achtergelaten als ter plaatse nog niet digitaal kan worden gehandhaafd.
C.8: Verzet
Wie het niet eens is met de politiestrafbeschikking, zal verzet moeten doen bij het Openbaar Ministerie, zie artikel 257e Sv. Het verzet kan slechts tegen de strafbeschikking worden gedaan, niet tegen de aankondiging ervan. Na het verzet zal de zaak door het Openbaar Ministerie worden herbeoordeeld. Het kan daarop besluiten de strafbeschikking alsnog in te trekken of deze te wijzigen. Deze bevoegdheid is niet aan de (buitengewoon) opsporingsambtenaar verleend. Hij kan hiertoe wel zelf een verzoek doen bij het Openbaar Ministerie. Zie verder voor de procedure na verzet artikel 257e Sv.
C.9: VOG
Op grond van artikel 5 lid 1 van het Besluit justitiële gegevens (Stb. 2004, 130, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2015, 223) worden strafbeschikkingen voor een overtreding op grond van artikel 257b en artikel 257ba Sv, inhoudende geldboeten onder € 100, niet als justitieel gegeven aangemerkt. Dit is hetzelfde beleid als bij transacties. Een uitgevaardigde strafbeschikking kan gevolgen hebben voor de verstrekking van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2016:7180 en ECLI:NL:RVS:2016:1120.
D: Jurisprudentie uitgebreid
HR 16 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:237;artikel 81 lid 1 Wet RO-zaak. Conclusie A-G over het ne bis in idem- en una via-beginsel bij een (bestuursrechtelijke) waarschuwingsbrief en strafvervolging.
ABRvS 26 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1120;de staatssecretaris heeft een aanvraag van appellant om afgifte van een VOG voor de functie van taxichauffeur afgewezen vanwege eerder uitgevaardigde strafbeschikkingen.
Rb. Noord-Nederland 17 april 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:2111 en ECLI:NL:RBNNE:2014:2032;de beslissing om tot vervolging, in casu middels het uitreiken van een bestuurlijke strafbeschikking over te gaan, leent zich volgens vaste rechtspraak slechts in beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing.
Rb. Overijssel 21 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:949;verzet tegen een strafbeschikking voor het niet opruimen van hondenpoep. De verbalisant in zijn proces-verbaal en de gemeente op zijn website vertellen over een hondenuitlaatterrein, maar het daaraan ten grondslag liggende besluit van B&W is de kantonrechter niet bekend geworden. Vrijspraak.
Rb. Overijssel 23 november 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:5719;verzet tegen strafbeschikking wegens hondenpoep. Dat de hond gepoept heeft en dat die poep niet is opgeruimd staat duidelijk in het proces-verbaal. Toch spreekt de kantonrechter verdachte vrij omdat de tekst van de tenlastelegging de tekst van de strafbeschikking volgt die verkeerd gesteld is. Voor de beschuldiging zoals die in de tenlastelegging staat, is geen bewijs.
E: Jurisprudentie nieuw
Meest recente jurisprudentie over Wetboek van Strafvordering artikel 257b.
F: Literatuurverwijzing
- Bröring, H.E. en G.T.J.M. Jurgens, ‘De bestuurlijke boete is zo gek nog niet! Bespiegelingen over buitengerechtelijke beboeting in het bestuursrecht en strafrecht naar aanleiding van de Wet OM-afdoening’, Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht 2006, p. 341.
- Crijns, J., ‘Efficiëntie in het kwadraat. Over de lotgevallen van de kleine strafzaak na invoering van de strafbeschikking en het verlofstelsel’, Proces 2010, p. 392-405.
- Jurgens, G.T.J.M., ‘Harmoniseren of integreren? De strafbeschikking en de bestuurlijke boete vergeleken’, in: Loeber, L. (red.), Het wetsvoorstel OM-afdoening en de verhouding tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving. Preadviezen vereniging voor wetgeving en wetgevingsbeleid 2006, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005, p. 21-71.
- ‘Het straffende bestuur’, Themanummer Justitiële Verkenningen, jaargang 31, 2005/2006. Den Haag: WODC: Boom Juridische uitgevers.
- Kessler, M. en B.F. Keulen, De strafbeschikking, Deventer: Kluwer 2011.
- Kooijmans, T., ‘De strafbeschikking in verkeerszaken’, Verkeersrecht 2007, p. 201-207
- Knigge, G. en Jonge, C.H., de, ‘Beschikt en Gewogen: Over de naleving van de wet door het openbaar ministerie bij het uitvaardigen van strafbeschikkingen’. Een rapport van de procureur-generaal bij de Hoge Raad in het kader van het in art. 122 lid 1 Wet RO bedoelde toezicht. Den Haag: december 2014.
- Melai, A.L., M.S. Groenhuijsen e.a., Wetboek van Strafvordering/IISS (losbl.), Artikel 257a-257h, Aantekening 5 Hoofdlijnen van de wet, bewerkt door T. Kooijmans, Deventer: Kluwer.
- Mevis, P.A.M., ‘Strafbeschikking openbaar ministerie, WAHV en ‘kleine ergernissen’’, DD 2004, p. 353-368.
- Nan, J.S., ‘Vaker aan de strafbeschikkingstafel’, Advocatenblad maart 2015 , p. 28-29.
- Reijntjes, J.M., ‘De strafbeschikking. Kinderziekten of structurele fouten?’, Nederlands Juristenblad 2015, p. 429-435.