Naar de inhoud

Commentaar op Wetboek van Strafvordering art. 257d (Strafvordering) en (Vooronderzoek)


Commentaar is bijgewerkt tot 17-04-2017 door mr. T. de Vette en mr. E.M. Gremmen

Artikel 257d Tekst van de hele regeling

1.

Een afschrift van de strafbeschikking wordt zo veel mogelijk in persoon aan de verdachte uitgereikt. Met een uitreiking in persoon wordt gelijkgesteld de weigering van de verdachte om het afschrift in ontvangst te nemen.

2.

Indien uitreiking van het afschrift niet in persoon plaatsvindt, wordt het afschrift toegezonden aan het in de basisregistratie personen vermelde adres van de verdachte dan wel, indien deze niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, aan de woon- of verblijfplaats van de verdachte. Indien de verdachte bij zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak aan de verhorende ambtenaar een ander adres in Nederland heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, wordt tevens een afschrift aan dat adres toegezonden.

3.

Indien de verdachte een rechtspersoon, een maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen of een rederij is, kan het afschrift worden uitgereikt aan onderscheidenlijk een bestuurder van de rechtspersoon, een aansprakelijke vennoot, een bestuurder van het doelvermogen, de boekhouder of een lid van de rederij, dan wel aan een persoon die gemachtigd is het afschrift in ontvangst te nemen. Het afschrift wordt in deze gevallen geacht in persoon aan de verdachte uitgereikt te zijn. Indien uitreiking van het afschrift niet op deze wijze plaatsvindt, wordt het toegezonden aan een van de verdachte bekend adres. Als zodanig worden aangemerkt de woonplaats van de rechtspersoon, de plaats van het kantoor van de rechtspersoon, de maatschap of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, het doelvermogen of de rederij, alsmede het in de basisregistratie personen vermelde adres van elk der bestuurders, aansprakelijke vennoten of de boekhouder en elk der leden van de rederij. Indien een bestuurder, aansprakelijke vennoot of de boekhouder of een lid van de rederij bij zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak aan de verhorende ambtenaar een ander adres in Nederland heeft opgegeven waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, wordt tevens een afschrift aan dat adres toegezonden.

4.

Toezending vindt plaats bij brief. Toezending van strafbeschikkingen houdende betalingsverplichtingen uit hoofde van geldboete en schadevergoedingsmaatregel die afzonderlijk of gezamenlijk meer belopen dan € 2000, geschiedt bij aangetekende brief. Van elke uitreiking of toezending wordt aantekening gehouden op de wijze, bij algemene maatregel van bestuur bepaald.

5.

Indien bij de officier van justitie een verzoek als bedoeld in artikel 51a, derde lid, is gedaan, wordt aan het slachtoffer een afschrift van de strafbeschikking toegezonden. Voorts wordt een afschrift toegezonden aan de rechtstreeks belanghebbende die de officier van justitie bekend is.

A: Inleiding

In artikel 257d Sv uit de vierde afdeling: ‘Uitreiken en toezenden van de strafbeschikking’ van de door de Wet OM-afdoening1 geïntroduceerde titel IVA: ‘Vervolging door een strafbeschikking’, staan bepalingen over de bekendmaking van de strafbeschikking. Deze wijken af van de algemene regels omtrent kennisgeving van gerechtelijke mededelingen, waar kennisgeving door betekening het uitgangspunt vormt (artikel 585 Sv e.v.). Het eerste lid van artikel 257d Sv bepaalt dat bekendmaking van de strafbeschikking zoveel mogelijk in persoon dient te gebeuren. Als dit niet lukt, volgt toezending per brief naar het GBA-adres of naar een ander door verdachte opgegeven adres. Strafbeschikkingen inhoudende geldboetes en/of schadevergoedingsmaatregelen boven € 2000 worden aangetekend verstuurd (artikel 257d lid 2 en 4). Het derde lid geeft specifieke bepalingen voor bekendmaking van strafbeschikkingen aan onder meer rechtspersonen. Het vierde lid bepaalt dat van elke uitreiking of toezending op bij algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze aantekening wordt gehouden. Ten slotte bepaalt lid 5 dat de benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a Sv en andere rechtstreeks belanghebbenden eveneens een afschrift van de strafbeschikking toegestuurd krijgen.

Per 1 april 2017 is artikel 257d als volgt aangepast (Wet van 8 maart 2017, houdende implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L 315), Stb. 2017, 90): in het vijfde lid, eerste volzin, is «artikel 51a, derde lid» vervangen door: artikel 51ac, tweede lid en eerste lid, onder d. Het Commentaar Strafvordering wordt nog aangepast aan deze wijziging.

1
Wet van 7 juli 2006 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten, Stb. 2006, 330.

B: Wetstechnische informatie

Voor de wetstechnische informatie verwijzen wij u naar de historische informatie bij Artikel 257d.

C: Kernproblematiek

C.1: Uitreiking in persoon

Uitgangspunt bij het uitvaardigen van strafbeschikkingen is dat deze zoveel mogelijk in persoon worden uitgereikt. Dit is bepaald in aansluiting op de in het verleden gehanteerde AU-praktijk (Aanhouden en Uitreiken), volgens welke de verdachte na zijn aanhouding op het politiebureau reeds een transactieaanbod kreeg of aan hem een dagvaarding werd uitgereikt.2

Eveneens zal op de zogenoemde OM-zitting, in zaken waar horen van de verdachte verplicht is gesteld, de strafbeschikking zoveel mogelijk in persoon worden uitgereikt. Uitreiken in dit artikel staat niet gelijk aan betekenen, het betekenen van strafbeschikkingen is niet verplicht gesteld.3 Hiermee wijkt de regeling voor de strafbeschikking af van de algemene regelgeving voor kennisgeving van gerechtelijke mededelingen, waarbij betekening in persoon uitgangspunt is (artikel 585 Sv e.v.). De officier van justitie kan in individuele gevallen wel voor betekening kiezen: in de memorie van toelichting wordt als voorbeeld genoemd het geval wanneer van de verdachte geen GBA-adres of feitelijke woon- of verblijfplaats bekend is en hij ook geen adres heeft opgegeven.4 De reden dat de wetgever niet voor een betekeningsverplichting heeft gekozen, is dat uitreiking in persoon de voorkeur heeft en verwacht werd dat dit gezien de praktijk van destijds veelvuldig voor zou komen. De eis voor het opmaken van een akte zou slechts tot werklastverzwaring leiden. Eveneens speelde mee dat toepassing van de betekeningsregeling geen garantie geeft dat de strafbeschikking de geadresseerde bereikt.5 Als de verdachte weigert de strafbeschikking in ontvangst te nemen, wordt dit gelijkgesteld met een uitreiking in persoon. Gelijksoortige bepalingen zijn te vinden in artikel 385 Sv en artikel 4 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) .6

C.2: Toezending per brief

Als niet in persoon kan worden uitgereikt, wordt een afschrift van de strafbeschikking per brief aan de verdachte toegezonden (lid 4). Deze wordt verstuurd naar diens GBA-adres. Als hij niet in de Gemeentelijke Basisadministratie is ingeschreven, wordt deze verstuurd naar de bekende woon- of verblijfplaats. Het afschrift moet daarnaast eveneens worden verzonden naar een adres dat de verdachte tijdens zijn eerste verhoor in de desbetreffende strafzaak heeft opgegeven (lid 2). Dit kan ook een postadres zijn.7

C.2.1: Aangetekende verzending

Lid 4 bepaalt dat strafbeschikkingen inhoudende een geldboete en/of schadevergoedingsmaatregel van meer dan € 2000 aangetekend moeten worden verstuurd. In de praktijk zal van deze aangetekende verzending weinig gebruik worden gemaakt nu artikel 257c lid 2 Sv bepaalt dat de verdachte voor het uitvaardigen van dergelijke strafbeschikkingen in bijzijn van een raadsman moet worden gehoord. In die gevallen zal de strafbeschikking na dit horen op de zogenoemde OM-zitting direct kunnen worden uitgevaardigd. De bepaling geldt echter ook als deze aan een rechtspersoon wordt verstuurd die op basis van artikel 36 lid 2 WED niet hoeft te worden gehoord, aldus de memorie van toelichting.8 Overigens kan de officier van justitie altijd besluiten een strafbeschikking aangetekend te versturen, ook wanneer dit niet wettelijk is voorgeschreven.9

C.3: Rechtspersonen

In het derde lid staan speciale bepalingen voor de verdachte die een rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen of een rederij is. Ook in die gevallen is uitreiking in persoon het uitgangspunt. Zeer gedetailleerd is aangegeven aan wie het afschrift van de strafbeschikking kan worden uitgereikt of aan welk adres het afschrift kan worden toegezonden. Ook hier geldt dat een ander adres waarnaar mededelingen over de strafzaak worden toegezonden, aan de verhorende ambtenaar mag worden opgegeven. De bepalingen zijn afgeleid van de algemene bepalingen omtrent kennisgeving van gerechtelijke stukken aan rechtspersonen uit artikel 528 Sv e.v.

C.4: Register

Het vierde lid stelt dat van elke uitreiking of toezending van strafbeschikkingen aantekening wordt gehouden. In artikel 2.2 Besluit OM-afdoening 10 is opgenomen welke gegevens dit betreft. De aantekening heeft een soortgelijke functie als de akte van uitreiking die op basis van artikel 589 Sv van een betekening wordt gemaakt. De aantekening bewijst echter niet dat de verdachte daadwerkelijk van de strafbeschikking op de hoogte is geraakt. Bij de betekening van de dagvaarding is dit wel het geval als de verdachte het gerechtelijk stuk in ontvangst neemt.11

C.5: Verhouding tot artikel 257e Sv

Artikel 257d Sv regelt twee belangen: dat van de verdachte omdat hierin de te leveren inspanningen zijn vastgelegd om de strafbeschikking hem te laten bereiken en dat van de officier van justitie omdat deze wil weten wanneer vaststaat dat de strafbeschikking de verdachte heeft bereikt. Om die reden wordt zoveel mogelijk gestreefd naar uitreiking in persoon. Dit wordt ingegeven door artikel 257e lid 1 Sv: de verzetstermijn begint te lopen op het moment dat het afschrift van de strafbeschikking in persoon is uitgereikt of anderszins een omstandigheid heeft plaatsgevonden waaruit voortvloeit dat de verdachte met de strafbeschikking bekend is geworden.12 Als duidelijk wordt dat de verdachte niet van de strafbeschikking op de hoogte is geraakt, blijft hij de mogelijkheid behouden verzet in te stellen. De tenuitvoerlegging van de strafbeschikking hangt niet af van de vraag of de verdachte van de strafbeschikking kennis heeft genomen (artikel 257g Sv).

C.6: Toezending aan benadeelde partij

Op basis van artikel 257d lid 5 Sv wordt verplicht gesteld een afschrift van de strafbeschikking te sturen aan de benadeelde partij die zich op basis van artikel 51g Sv heeft gevoegd. Ook andere rechtstreeks belanghebbenden die bij de officier van justitie bekend zijn, krijgen een afschrift. Het artikel schrijft niet voor dat een afschrift tot wijziging of intrekking aan de rechtstreeks belanghebbende wordt gezonden. De mededelingsplicht over het intrekken van de strafbeschikking ligt volgens de wetgever besloten in artikel 51a lid 3 Sv. Deze plicht bestaat echter alleen voor de gevallen waarin de benadeelde zelf heeft verzocht om mededelingen over de voortgang van de zaak.13

C.7: Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

Met de inwerkingtreding van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Stb. 2017, 82), welke wet ertoe strekt de huidige wetgeving rondom de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen te herzien, wordt artikel 257d als volgt aangepast:

  1. In het tweede lid wordt na de eerste volzin een zin ingevoegd, luidende: Toezending van het afschrift kan tevens plaatsvinden door een elektronische overdracht als bedoeld in artikel 36b, derde lid.
  2. In het vierde lid komt de eerste volzin te luiden ‘Toezending vindt plaats door elektronische overdracht of bij brief.’ en wordt ‘bij aangetekende brief’ vervangen door: door elektronische overdracht of bij aangetekende brief.

Ter toelichting:14 ‘In lijn met de wens van de regering om te komen tot een volledig digitale handhaving van veelvoorkomende overtredingen – van opsporingsambtenaar tot en met de tenuitvoerlegging – (Kamerstukken 33 697) en de thans voorgestelde mogelijkheid van elektronische kennisgeving van gerechtelijke mededelingen (artikel 36a e.v. Sv) wordt met de wijzigingen van het tweede en vierde lid van artikel 257d Sv voorgesteld ook de toezending van strafbeschikkingen door elektronische overdracht mogelijk te maken.’

2
Kooijmans (2007), aant. 5.7.
3
Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 3, p. 69 (MvT).
5
Jurgens (2006), p. 41.
7
Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 3, p. 70 (MvT).
8
Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 3, p. 70 (MvT).
9
Kessler en Keulen (2011), p. 38.
10
Stb. 2007, 255, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2016, 540.
11
Kamerstukken II 2004/05, 29 849, nr. 3, p. 70 (MvT).
12
Kooijmans (2007), aant. 5.7.
13
Kessler en Keulen (2011), p. 42 en 98.

D: Jurisprudentie uitgebreid

Hof Amsterdam 29 oktober 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4544;

verweer niet-ontvankelijkheid OM, wegens het niet in staat stellen van de verdachte om de uitgevaardigde strafbeschikking te voldoen, verworpen.

Hof Den Bosch 24 juni 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2617;

het hof is van oordeel dat uit de wet noch uit de systematiek van de Wet OM-afdoening (...) voortvloeit dat het openbaar ministerie slechts tot dagvaarding voor de strafrechter mag overgaan nadat vergeefs gebruik is gemaakt van alle incassomogelijkheden die door het Wetboek van Strafvordering worden geboden. De wijze waarop getracht wordt de bij strafbeschikking opgelegde geldboete te incasseren, is ter bepaling aan het openbaar ministerie.

Hof ’s-Gravenhage 26 maart 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ5617;

het hof verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte, nu de uitreiking danwel toezending van de strafbeschikking niet volgens de geldende voorschriften heeft plaatsgevonden en de verdachte daardoor geen mogelijkheid heeft gehad de boete te voldoen of verzet te doen

Rb. Oost-Brabant 23 oktober 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:6310;

het verzet tegen een strafbeschikking dient ook door een gemachtigde van een rechtspersoon op het parket in persoon te worden gedaan. Niet valt in te zien waarom de hoofdregel van artikel 257e, derde lid Sv niet zou gelden voor rechtspersonen. De bestuurder(s) en de advocaat van een rechtspersoon kunnen bij geschrift verzet doen. Als de bestuurder ervoor kiest een werknemer te machtigen, zal die laatsteop het parket in persoon verzet moeten doen. Verzet tegen de strafbeschikking niet-ontvankelijk.

E: Jurisprudentie nieuw

Meest recente jurisprudentie over Wetboek van Strafvordering artikel 257d.

F: Literatuurverwijzing

  • Cleiren, C.P.M, J.H. Crijns en M.J.M. Verpalen (red.), Tekst & Commentaar: Strafvordering, Commentaar op Titel IVA: Vervolging door een strafbeschikking, Deventer: Kluwer 2015.
  • Groenhuijsen, M.S. en J.B.H.M. Simmelink, ‘Het wetsvoorstel OM-afdoening op het grensvlak van juridische technieken strafprocessuele uitgangspunten’, in: Jordaans, A.H.E.C. e.a. (red.), Praktisch strafrecht: liber amicorum J.M. Reijntjes (Reijntjes-bundel), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005.
  • Jurgens, G.T.J.M., ‘Harmoniseren of integreren? De strafbeschikking en de bestuurlijke boete vergeleken’, in: Loeber, L. (red.), Het wetsvoorstel OM-afdoening en de verhouding tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving. Preadviezen vereniging voor wetgeving en wetgevingsbeleid 2006, Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2005, p. 21-71.
  • Kessler, M. en B.F. Keulen, De strafbeschikking, Deventer: Kluwer 2011.
  • Melai, A.L., M.S. Groenhuijsen e.a., Wetboek van Strafvordering/IISS (losbl.), Artikel 257a-257h, Aantekening 5 Hoofdlijnen van de wet, bewerkt door T. Kooijmans, Deventer: Kluwer.