Naar de inhoud

Consultatiedocument wijziging Wmcz: over het maken van keuzes

Inleiding

De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) kent een lange en bewogen geschiedenis: het einde van een “lijdensweg van 20 jaar”1, zo beschrijft een politicus kort voor inwerkingtreding in 1996 het product van de democratiseringsbewegingen uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. In werkelijkheid bleek de spreekwoordelijke top van Golgotha echter ook na meerdere decennia emancipatoir werk nog niet te zijn bereikt, getuige een tweetal ingrijpende wijzigingsvoorstellen uit 2006 (Kamerstukken 30946) en 2010 (Kamerstukken 32402). Beide voorstellen beoogden de formele positie van cliëntenraden te versterken, mede op basis van een wetsevaluatie die deze opdracht niet dwingend in haar kielzog meevoerde.2 Beide voorstellen hebben de eindstreep niet gehaald.

Op de vleugels van een serie ‘governancegerelateerde’ incidenten in de zorg worden de geesten vanaf medio 2013 rijp gemaakt voor een derde poging om de emancipatie van cliëntenraden te voltooien. Een cruciaal onderdeel van dit rijpingsproces is een geleidelijk aan steeds sterker wordende koppeling van de oude opdracht: ‘versterking van formele rechten van cliëntenraden’, aan het gebod ‘goed bestuur in de zorg’; het ‘optimaliseren van checks en balances langs de weg van medezeggenschap’, zoals de uiteindelijke convergentie in mooi ambtelijk jargon wordt beschreven.3 Kennelijk heeft het pleidooi voor meer formele rechten voor cliëntenraden ter zelfrechtvaardiging de kracht nodig van de verontwaardiging over (al dan niet vermeend) wanbeleid in de zorg. Mogelijk heeft dit iets te maken met het moeilijk te negeren inzicht dat de sector zélf (en dan met name de ‘care’) vooral behoefte heeft aan maatwerk. Hoe dan ook: het afgelopen september ter internetconsultatie aangeboden ambtelijk voorontwerp van…