De maatstaf van heffing bij een recht van erfpacht: lang leve de goedkeuring uit 1971!
1. Inleiding
Notarissen zijn gebaat bij duidelijke regelgeving inzake de berekening van de af te dragen overdrachtsbelasting. Een notaris is immers hoofdelijk aansprakelijk voor de afdracht van het juiste bedrag aan overdrachtsbelasting.2 Dat de maatstaf van heffing bij verkrijging van een recht van erfpacht niet altijd duidelijk is, blijkt uit een brief die onlangs door Belastingdienst Amsterdam aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, ring Amsterdam, is verzonden (hierna: de brief aan de KNB).3
Bij een recht van erfpacht is doorgaans sprake van een (al dan niet afgekochte) canonverplichting. In de praktijk vindt veelal een indexatie aan de hand van de inflatie en/of een periodieke herziening van de canon plaats. Bij het berekenen van de waarde van de canon werd in de Toelichting Overdrachtsbelasting, een ministeriële resolutie uit 1971, goedgekeurd dat met een tussentijdse herziening van de canon geen rekening hoeft te worden gehouden.4 In het besluit van 14 december 2010 is de Toelichting Overdrachtsbelasting echter ingetrokken.5 In de brief aan de KNB blijkt nu dat de Belastingdienst in de uitvoeringspraktijk (6 jaar later!) daadwerkelijk gevolgen gaat verbinden aan de intrekking van de goedkeuring.
In de brief aan de KNB wordt gesteld dat notarissen bij de berekening van de maatstaf van heffing bij een recht van erfpacht veelal ten onrechte rekenen met de nominale aanvangscanon, zonder dat met indexatie of periodieke herziening van de canon rekening wordt gehouden. De brief aan de KNB heeft veel stof doen opwaaien, aangezien wordt gesuggereerd dat notarissen veelal niet voldoen aan een juiste berekening van de waarde van de canon bij overdracht van een recht van erfpacht. In feite wordt hiermee…