De rechter mag terugkomen op een ter zitting gegeven voorlopig oordeel
Samenvatting
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen een aanslag IB 2010. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan met dagtekening 3 oktober 2014. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op vrijdag 14 november 2014. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op dinsdag 18 november 2014 en de envelop waarin het beroepschrift is verzonden is afgestempeld op 17 november 2014. Het beroepschrift is dan tijdig ingediend indien aannemelijk is dat belanghebbende het uiterlijk vrijdag 14 november 2014 ter post heeft bezorgd. Naar het oordeel van het hof maakt belanghebbende zijn stelling dat hij het beroepschrift op donderdag 13 november 2014, op zijn verjaardag, ter post heeft bezorgd, niet aannemelijk. Het objectieve gegeven van de datum van het poststempel, en daarmee het bewijsrechtelijk uitgangspunt dat het beroepschrift op 17 november 2014 ter post is bezorgd, heeft belanghebbende niet ontzenuwd. Het beroepschrift is niet tijdig ingediend. Dat de rechtbank ter zitting een andersluidend voorlopig oordeel heeft gegeven, doet daar niet aan af. Het staat de rechter vrij om bij nadere bestudering van het dossier op een voorlopig oordeel terug te komen. De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
(Hoger beroep ongegrond.)
Commentaar
Cruciaal in deze casus is de vraag wanneer belanghebbende zijn beroepschrift ter post heeft bezorgd. Het hof neemt terecht HR 28 januari 2011, nr. 10/02285, NTFR 2011/257 als uitgangspunt. Daarin is beslist dat bij een leesbare poststempel het bewijsrechtelijk uitgangspunt is dat de terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag van dagtekening van de poststempel. Als belanghebbende zich daarin niet kan vinden, zal hij aannemelijk moeten maken wanneer het poststuk in…