De rechtsgronden van de schenkbelasting
1. Inleiding
De schenkbelasting bestaat 100 jaar. Wat waren destijds de rechtsgronden voor de invoering van deze belasting? In deze bijdrage zal een poging gedaan worden om deze vraag te beantwoorden. Daarnaast zal bezien worden of de afgelopen honderd jaar de visie van de wetgever ten aanzien van deze rechtsgronden is gewijzigd. Daarbij kan er niet aan worden ontkomen ook aandacht te besteden aan de rechtsgronden voor de erfbelasting. De rechtsgronden voor de schenkbelasting kunnen, zoals te verwachten valt, niet los gezien worden van die van de erfbelasting. Om de invoering van de schenkbelasting destijds te verklaren wordt begonnen met een korte historische schets.
2. Korte historische schets
In 1917 deed het recht van schenking, inmiddels omgedoopt tot schenkbelasting, zijn intrede in de successiewetgeving. Het kreeg toen eindelijk een volwaardige plaats naast het recht van successie en het recht van overgang. Hiermee kwam een einde aan een ‘anomalie, welke haar bestaan een eeuw lang heeft weten te rekken’.3 Deze zinsnede uit de parlementaire geschiedenis verdient enige toelichting. Bij de Bataafse omwenteling van 1795 werd de federatieve Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden getransformeerd in een eenheidsstaat. Bij die eenheidsstaat hoorde ook het concept van eenheid van belastingen. Door de bemoeienissen van Secretaris van staat voor de financiën, Isaac Jan Alexander Gogel, werd in 1805 ten tijde van het presidentieel bewind van Raadpensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck een voor de gehele Bataafse republiek geldend stelsel van algemene belastingen geïntroduceerd, waartoe ook de Ordonnantie op het successierecht behoorde.4 Op 1 januari 1812 werd in het voormalige Koninkrijk Holland, dat sinds 9 juli 1810 deel uitmaakte van het Franse keizerrijk, …