De som ineens van artikel 4:35 BW komt vaker voor dan u denkt
Mits tijdig ingeroepen, kent de som ineens van artikel 4:35 BW aan een minderjarig kind van de erflater een aanspraak toe op maximaal de halve nalatenschap. Bij de berekening van deze som spelen alle omstandigheden van het geval een rol, waaronder de financiële positie van de overblijvende ouder.
1. De som van artikel 4:35 BW
Erflaters die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, kunnen hierop onder omstandigheden in de nalatenschap van een ouder aanspraak maken. De som ineens hangt rechtstreeks samen met de onderhoudsplicht die een ouder voor zijn kinderen heeft. Het gaat om een bedrag dat nodig is voor verzorging en opvoeding, levensonderhoud en studie van het kind.
De som ineens in het erfrecht bestaat pas sinds 2003, daarvoor echter bevatte artikel 1:406b BW reeds een soortgelijke regeling, bedoeld voor kinderen die door de erflater zijn verwekt, of met toestemming van de erflater binnen zijn relatie zijn verwekt, met wie de erflater geen afstammingsband had (vgl. artikel 1:394 BW). De kring van personen die aanspraak kunnen maken op de som ineens is thans aanmerkelijk ruimer. Dat zou moeten leiden tot een prominentere rol van deze som ineens in het erfrecht.
Die prominente rol speelt de ‘lump sum’ echter niet. Een oorzaak hiervoor is vermoedelijk gelegen in de onbekendheid met en de onduidelijkheid over artikel 4:35 BW, met name over de vraag wanneer een som ineens ‘nodig’ is. De relevante passages uit de parlementaire geschiedenis verschaffen over dit aspect geen opheldering en zijn zelfs met elkaar in tegenspraak (zie hierover uitgebreid Ter Haar, Minderjarigen…