Naar de inhoud

De vrijstelling van artikel 15.1.l WBR geldt bij kavelruil ook voor opstallen

Samenvatting

Bespreking van de uitspraak van de Rechtbank Breda van 8 oktober 2008, nr. AWB 07/1049, waarin werd geoordeeld dat in een overeenkomst van kavelruil ook opstallen kunnen worden betrokken. De verkrijging van deze opstallen deelt daarmee in de vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel l WBR. In zijn kanttekeningen bij de uitspraak vult de auteur de motivering van de rechtbank van haar oordeel op een aantal punten aan. Tegen de uitspraak is hoger beroep ingesteld.

Tekst

Inleiding

De Landinrichtingswet (Liw) die tot 1 januari 2007 van kracht was, kende naast de grootschalige ‘wettelijke’ ruilverkaveling de kleinschalige ruilverkaveling bij overeenkomst, in de praktijk aangeduid als ‘kavelruil’. Artikel 17 Liw definieert kavelruil als de vorm van landinrichting, waarbij drie of meer eigenaren zich verbinden bepaalde, hun toebehorende onroerende zaken samen te voegen, de verkregen massa op bepaalde wijze te verkavelen en onder elkaar bij notariële akte te verdelen.

Ingevolge artikel 121 Liw kan men mede tot een kavelruil toetreden, teneinde tegen inbreng van geld kavels of tegen inbreng van onroerende zaken een geldsom te bedingen.

De Liw wijdt slechts zes artikelen specifiek aan kavelruil. Een van deze artikelen (122) biedt de mogelijkheid een aantal andere bepalingen uit de Liw op de kavelruilovereenkomst van toepassing te verklaren, mits de directeur van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) met de overeenkomst instemt. De instemming brengt tevens subsidiëring van notaris- en kadasterkosten mee.

Artikel 15 lid 1 letter l van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) verleent vrijstelling van overdrachtsbelasting onder meer voor de verkrijging krachtens de Landinrichtingswet…