Naar de inhoud

De WKR en post-actieven; een gelijke behandeling met actieven alstublieft

Sinds de invoering van de werkkostenregeling is het nodige gepubliceerd over alle haken en ogen die aan deze regeling verbonden zijn. En menig lezer zal zich wellicht afvragen waarom opnieuw aandacht aan de werkkostenregeling geschonken moet worden. In de eerste plaats ging het in de publicaties in het verleden voornamelijk over de situatie van actieve werknemers en bleven de personeelsvoorzieningen voor post-actieven onderbelicht. Daarnaast is de verwachting dat het nieuwe kabinet werk gaat maken van een belastingherziening, waarin knelpunten binnen de loonheffingen meteen meegenomen kunnen worden. Daarom is de tijd rijp om enkele eigenaardige effecten van de werkkostenregeling bij post-actieven eens in het zonnetje te zetten. Met name omdat er in de praktijk nogal eens discussie bestaat over de vraag of een voordeel dat aan post-actieven toekomt al dan niet ten laste van de vrije ruimte gebracht kan worden.

De hoofdregel voor de werkkostenregeling staat in art. 31, lid 1 Wet LB 1964. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen tegenwoordige arbeid en vroegere arbeid. Het begrip vroegere arbeid is met de werkkostenregeling geïntroduceerd. Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat daarmee gedoeld wordt op de post-actieven/oud werknemers. Met tegenwoordige arbeid wordt kort gezegd de actieve werknemer bedoeld.

Onderdeel f van art. 31, lid 1 Wet LB 1964 regelt dat – voor zover sprake is van tegenwoordige arbeid (derhalve de actieve werknemers) – eindheffingsbestanddelen zijn: ‘door de inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen, daaronder begrepen gedeelten van vergoedingen en verstrekkingen, voor zover de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate groter is dan de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen die in voor…