De WMS ‘on the move’
Een wet van bijna tien jaar oud zoals de WMS, moet af en toe gerepareerd worden. Vaak worden een aantal aanpassingen bij elkaar geveegd en tegelijk ingevoerd. Soms betreft het aanpassingen van technische aard, als de minister van mening is dat de MR betrokken moet worden bij wijzigingen van andere wetten (een soort domino-effect). Een andere reden heeft meer te maken met amendementen van Tweede Kamerleden. Vaak is dat weer het gevolg van een lobby van ouder-, leerlingen- of personeelsvakorganisaties die actief zijn in het onderwijs. Dit artikel behandelt de wijzigingen van de Wet modernisering onderwijstijd voortgezet onderwijs, een nieuwe adviesbevoegdheid voor OPR’en en een faciliteitenregeling voor OPR-leden in het primair onderwijs die belangrijk zijn voor MR’en in het voortgezet onderwijs
Door invoering van de Wet modernisering onderwijstijd in het voortgezet onderwijs per 1 augustus 2015 is een nieuw artikel (6g) aan de Wet voortgezet onderwijs (WVO) toegevoegd.
Daarmee worden de bestaande urennormen van 1040, 1000 of 700 uur per leerjaar vervangen door in totaal 5700 uur (vwo), 4700 uur (havo) en 3700 uur (vmbo en mavo). Deze veranderingen zorgen voor technische aanpassingen van de WMS, in het bijzonder voor de bevoegdheden van de MR omdat de modernisering van onderwijstijd van invloed kan zijn op vakanties, lesuitvalbeleid, planning en invulling van roostervrije dagen, lesrooster en taakbeleid. Allemaal onderwerpen waarvoor de (G)MR of zijn geledingen advies- of instemmingsrechten krijgen. De personeelsgeleding heeft ook instemmingsrecht op het zogenoemde ‘transitieplan’ (zie ook artikel ‘Transitie en positie’ in Nieuwsbrief Medezeggenschap in de Praktijk 2015…