Deel betaalde omzetbelasting voor huur business seats valt niet onder aftrekbeperking BUA
Samenvatting
Belanghebbende huurt zitplaatsen in een business room van een voetbalstadion. De inspecteur heeft de in aftrek gebrachte omzetbelasting over de huur van de zitplaatsen nageheven. Hij heeft zich hierbij gebaseerd op art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel b, BUA voor zover de zitplaatsen zijn gebruikt door zakenrelaties, en op art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel c, BUA voor zover de zitplaatsen door het personeel zijn gebruikt. Het hof oordeelt dat de inspecteur met betrekking tot het ter beschikking stellen van de zitplaatsen aan zakenrelaties niet het begin van bewijs heeft geleverd dat, indien aan de zakenrelaties omzetbelasting in rekening zou zijn gebracht ter zake van de zitplaatsen, deze omzetbelasting bij hen in het geheel niet of hoofdzakelijk niet voor aftrek in aanmerking zou komen. De door belanghebbende betaalde omzetbelasting voor de huur van de zitplaatsen valt in zoverre dan ook niet onder de aftrekbeperking van art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel b, BUA. Voor zover de zitplaatsen door het personeel van belanghebbende worden gebruikt is het hof van oordeel dat de modale consument dit gebruik opvat als het gelegenheid geven tot ontspanning dan wel als dienende voor andere persoonlijke doeleinden van het personeel. In zoverre bestaat geen recht op aftrek.
(Hoger beroep gegrond.)
Commentaar
De aftrek van btw op kosten van de business seats worden in de onderhavige zaak niet beperkt door art. 1, lid 1, aanhef en onderdeel b, BUA. Dit omdat, naar het oordeel van Hof Den Bosch, de inspecteur niet voldoet aan de op hem rustende last te bewijzen dat indien aan de zakenrelaties omzetbelasting in rekening…