Naar de inhoud

ECLI:NL:RBGEL:2017:3247 Rechtbank Gelderland , 21-06-2017 / AWB - 16 _ 4774

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/4774

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 21 juni 2017

in de zaak tussen

[X] , te [Z] , Polen, verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 1 augustus 2016, ontvangen door de rechtbank op 9 augustus 2016, heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 4 juli 2016.

Bij brief van 14 november 2016 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld dat hij de bestreden naheffingsaanslag en boetebeschikking heeft vernietigd.

Naar aanleiding daarvan heeft verzoekster bij intrekkingsverklaring, ondertekend op 14 december 2016, het beroep ingetrokken. Daarbij heeft zij verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.

Vervolgens heeft de rechtbank bij brief van 21 december 2016 verweerder in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Van deze gelegenheid heeft verweerder bij brief van 28 december 2016 gebruik gemaakt.

De rechtbank heeft partijen verzocht om toestemming om uitspraak te doen op het verzoek zonder dat een zitting plaatsvindt. De desbetreffende formulieren zijn op onderscheidenlijk 29 mei en 9 juni 2017 door de rechtbank ontvangen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen.

2. Hoewel eiseres niet uitdrukkelijk heeft ingestemd met afdoening van het verzoek zonder zitting, gaat de rechtbank ervan uit dat zij dit wel heeft bedoeld. Het desbetreffende formulier is voorzien van naam, plaats, datum en handtekening teruggezonden. Alleen is verzuimd aan te kruisen of wel of geen toestemming wordt verleend. De rechtbank vat de retourzending op als toestemming. Overigens bepaalt artikel 8:57, eerste lid, van de Awb (inmiddels) dat de bestuursrechter kan bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft als geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, binnen een door hem gestelde redelijke termijn heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht. Aan die voorwaarde is in elk geval voldaan. Dit artikel is op grond van artikel 8:75a, derde lid, van de Awb ook op deze situatie van toepassing.

3. Gebleken is dat verweerder geheel of gedeeltelijk aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb en dat verzoekster om een proceskostenveroordeling heeft verzocht. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder met toepassing van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb te veroordelen in de proceskosten van verzoekster.

4. De rechtbank heeft de kosten in verband met verleende rechtsbijstand met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) begroot op € 495 (1 punt voor het beroepschrift met een wegingsfactor 1). Verzoekster heeft daarnaast vergoeding van kosten ten behoeve van vertaling van de processtukken verzocht. Op grond van artikel 6:5, derde lid, van de Awb was verzoekster gehouden hiervoor te zorgen. Had zij dit niet gedaan, dan had het beroep niet-ontvankelijk verklaard kunnen worden. De rechtbank ziet aanleiding, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD7352, te oordelen dat de inschakeling van een tolk, die dient te worden beschouwd als een deskundige, redelijk was en dat deze deskundige een relevante bijdrage kon leveren aan een voor verzoekster gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. De vertaling kan in dat licht worden aangemerkt als een door de deskundige aan verzoekster uitgebracht verslag. De verzochte vergoeding is echter niet voor het geheel met stukken onderbouwd. In totaal wordt een vergoeding van 810 złoty verzocht, maar er zijn slechts rekeningen overgelegd tot een bedrag van 610 złoty. Omgerekend (volgens de door verzoekster gehanteerde wisselkoers, die verweerder niet heeft betwist) komt dit neer op € 137,70.

5. Op grond van het voorgaande dient verweerder aan verzoekster een bedrag van € 632,70 te vergoeden.

6. Wat betreft het griffierecht merkt de rechtbank nog het volgende op. Op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het betaalde griffierecht vergoed door het bestuursorgaan. Verzoekster kan zich met het verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht van € 334 rechtstreeks tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 632,70.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 juni 2017

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum verzet doen bij de Rechtbank Gelderland, Team belastingrecht, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. De indiener van het verzet kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Bij het doen van het verzet dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het verzetschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het verzetschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen verzet wordt gedaan;

d. de gronden van het verzet.