ECLI:NL:RBROT:2016:8515 Rechtbank Rotterdam , 09-11-2016 / C/10/495728 / HA ZA 16-192
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/495728 / HA ZA 16-192
Vonnis van 9 november 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN VLIET HANDELSONDERNEMING B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. M.A.D. Bol,
tegen
de buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersoon
VILLE DE KINSHASA,
gevestigd te Kinshasa-Gombe, Democratische Republiek Congo,
gedaagde,
advocaat voorheen mr. G.K. Sluiter, thans niet langer in rechte vertegenwoordigd.
Partijen zullen hierna van Vliet Handelsonderneming en Ville de Kinshasa genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 augustus 2016 (hierna: het tussenvonnis) alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken.
De advocaat van Ville de Kinshasa heeft zich op de rolzitting van 4 mei 2016 onttrokken. Nadien heeft zich - ondanks gelegenheid daartoe - geen advocaat namens Ville de Kinshasa gesteld.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
In het tussenvonnis heeft de rechtbank zich uitsluitend bevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering van Van Vliet Handelsonderneming voor zover (a) deze vordering is gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad én (b) het schadebrengende feit in de zin van artikel 102 Rv zich heeft voorgedaan binnen het rechtsgebied van deze rechtbank en is de zaak naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord uitsluitend ten aanzien van de op ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad gebaseerde vordering van Van Vliet Handelsonderneming en uitsluitend voor zover het schadebrengende feit in de zin van artikel 102 Rv zich heeft voorgedaan binnen het rechtsgebied van deze rechtbank.
Ville de Kinshasa heeft, ondanks daartoe voldoende in de gelegenheid te zijn gesteld, geen conclusie van antwoord genomen. De rechtbank heeft vervolgens aan Ville de Kinshasa akte non-conclusie verleend.
Aan de orde is de subsidiaire grondslag van de vordering van Van Vliet Handelsonderneming, ongerechtvaardigde verrijking. Van Vliet Handelsonderneming stelt dat door de levering van de voertuigen aan Ville de Kinshasa zijzelf is verarmd en Ville de Kinshasa is verrijkt.
Voor een geslaagd beroep op ongerechtvaardigde verrijking in de zin van artikel 6:212 lid 1 BW, welk artikel deel uitmaakt van het in deze zaak op ongerechtvaardigde verrijking toepasselijke Nederlandse recht, is ten minste vereist dat Ville de Kinshasa is verrijkt door de levering van de voertuigen en dat Van Vliet Handelsonderneming is verarmd, waarbij tussen de verrijking en de verarming een causaal verband moet bestaan. Ten slotte gaat de schadevergoedingsplicht niet verder dan redelijk is.
Uit de stellingen van Van Vliet Handelsonderneming in de randnummers 6-11 van de incidentele antwoordconclusie volgen verrijking van Ville de Kinshasa, verarming van Van Vliet Handelsonderneming en het hierboven bedoelde causale verband tussen deze verrijking en verarming. Nu een en ander niet is weersproken door Ville de Kinshasa, is dit vast komen te staan. Hier is derhalve sprake geweest van ongerechtvaardigde verrijking van Ville de Kinshasa ten koste van Van Vliet Handelsonderneming, zodat Ville de Kinshasa in beginsel, voor zover dit redelijk is, verplicht is aan Van Vliet Handelsonderneming deze schade te vergoeden tot het bedrag van haar verrijking.
Vervolgens rijst de vraag welk gedeelte van deze ongerechtvaardigde verrijking van Ville de Kinshasa is terug te voeren op een schadebrengend feit in de zin van artikel 102 Rv dat zich heeft voorgedaan binnen het rechtsgebied van deze rechtbank, aangezien, als gezegd, deze rechtbank slechts in zoverre bevoegd is kennis te nemen van de vordering van Van Vliet Handelsonderneming.
In het geval van ongerechtvaardigde verrijking is sprake van in beginsel twee soorten schadebrengende feiten, namelijk het geheel van de feiten waaruit de verarming van de ene partij bestaat en het geheel van de feiten waaruit de verrijking van de andere partij bestaat. Voldoende voor de bevoegdheid van deze rechtbank op grond van artikel 6 lid 1 onder e Rv juncto artikel 102 Rv is dat hetzij het geheel van de feiten waaruit deze verrijking bestaat zich in het rechtsgebied van deze rechtbank heeft afgespeeld hetzij het geheel van de feiten waaruit deze verarming bestaat. In navolging van Van Vliet Handelsonderneming zal de rechtbank in dit geval de levering van de voertuigen aan Ville de Kinshasa aanmerken als het enige relevante schadebrengende feit. Dat leidt dus tot de vraag of en, zo ja, met betrekking tot welke van de geleverde voertuigen, deze levering plaats heeft gehad binnen het rechtsgebied van deze rechtbank. Die vraag beantwoordt de rechtbank als volgt.
Naar Nederlands internationaal privaatrecht wordt in een internationaal geval de
vraag of levering van een roerende zaak heeft plaatsgevonden beantwoord naar het recht van
het land op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt (lex rei sitae). Zie artikel 10:127
BW. De vraag of de onderhavige voertuigen zijn geleverd aan Ville de Kinshasa toen zij
zich nog in Nederland bevonden wordt derhalve beantwoord naar Nederlands recht.
Ter zake van het zeevervoer van de onderhavige voertuigen zijn cognossementen
afgegeven. Zie de door Van Vliet Handelsonderneming als productie 6 bij haar incidentele
antwoordconclusie in het geding gebrachte Liner Bill of Lading op het papier van Bridge
Lines - Proteus Shipping S.A. Luxembourg, waarop Ville de Kinshasa vermeld staat als
‘consignee’ en waarop geen persoon of bedrijf is ingevuld als ‘notify address’. Een
cognossement is een zakenrechtelijk waardepapier en levering van de roerende zaken
waarvoor het cognossement is afgegeven vindt naar Nederlands recht dan ook plaats door
middel van overgave van het waardepapier aan de beoogde verkrijger van vorenbedoelde
roerende zaken, die door het bezit van dit waardepapier bezitter wordt van deze roerende
zaken. Gesteld noch gebleken is dat beoogd was dat Ville de Kinshasa voorafgaande aan de
betaling door haar van de voertuigen het bezit van de cognossementen zou verkrijgen om
daarmee afgifte van de desbetreffende voertuigen door de zeevervoerder te bewerkstelligen.
Gelet op het uitblijven van betaling door Ville de Kinshasa van de onderhavige voertuigen
kan dan ook niet gezegd worden dat levering van deze voertuigen aan Ville de Kinshasa al
heeft plaatsgehad. Van een schadebrengend feit in het rechtsgebied van deze rechtbank in de
zin van artikel 102 Rv is derhalve geen sprake geweest, zodat niet voldaan is aan de hierboven onder 2.1 sub b genoemde voorwaarde voor bevoegdheid van deze rechtbank.
De rechtbank compenseert de proceskosten in deze zaak, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
3 De beslissing
De rechtbank
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen van Van Vliet Handelsonderneming;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2016.
901/1573
Internationale bevoegdheid. Ongerechtvaardigde verrijking. Schadebrengende feit. Koopovereenkomst inzake over zee vervoerde goederen waarvoor een cognossement is afgegeven. Eigendomsoverdracht goederen.
Gegevens
Instantie | Rechtbank Rotterdam |
---|---|
Datum uitspraak | 09-11-2016 |
Datum publicatie | 16-11-2016 |
ECLI | ECLI:NL:RBROT:2016:8515 |
Zaaknummer | C/10/495728 / HA ZA 16-192 |
Bijzondere kenmerken | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Rechtsgebied | Civiel algemeen |