Naar de inhoud

ECLI:NL:RBROT:2017:5070 Rechtbank Rotterdam , 30-06-2017 / 10/810644-16 TUL VV 10/110286-15

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1

Parketnummer: 10/810644-16

Parketnummer vordering TUL VV: 10/110286-15

Datum uitspraak: 30 juni 2017

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,

raadsman mr. P.T. Verweijen, advocaat te Rotterdam.

1 Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2017.

2 Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3 Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Tiebosch heeft gevorderd:

-

vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;

-

bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde;

-

veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;

-

tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 10/110286-15.

4 Waardering van het bewijs

4.1.

Vrijspraak zonder nadere motivering t.a.v. feit 2

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.2.

Vrijspraak t.a.v. feit 4:

4.2.1.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte het aan hem opgelegde gebiedsverbod heeft overtreden en daarbij verwezen naar het proces-verbaal van aanhouding waaruit blijkt dat aan de verdachte een kaartje is overhandigd, waarop rood omlijnd het gebied is aangegeven waarvoor het verbod gold. De verbalisanten hebben vervolgens geconstateerd dat de verdachte zich in het verboden gebied bevond.

4.2.2.

Standpunt verdediging

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de wetenschap had dat hij zich niet in het desbetreffende gebied mocht begeven en dat de straat waar hij is aangetroffen binnen dit gebied viel. Bovendien ontbreekt het aan opzet op de overtreding.

4.2.3.

Beoordeling

De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist voor welk gebied het gebiedsverbod precies gold, omdat hij het, bij het verwijderingsbevel horende, kaartje niet had. In het proces-verbaal van aanhouding staat vermeld dat de verbalisanten de verdachte het kaartje weliswaar hebben uitgereikt, maar dat hij dit niet in ontvangst wilde nemen.

Alhoewel het niet in ontvangst willen nemen van het kaartje in beginsel voor rekening en risico van de verdachte komt, moet de rechtbank wel kunnen vaststellen dat de locatie van de aanhouding van de verdachte, [plaats delict] in Den Haag, in het verboden gebied ligt. Dit kan de rechtbank niet beoordelen omdat in het dossier geen kaartje van het verboden gebied zit en evenmin is het verboden gebied omschreven in het opgelegde verwijderingsbevel. Hierdoor kan niet worden bewezen dat de verdachte het aan het hem opgelegde gebiedsverbod heeft overtreden.

4.2.4.

Conclusie

Het onder 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

4.3.

Bewijswaardering feit 3

4.3.1.

Standpunt officier van justitie

Aangevoerd is dat het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen kan worden, gelet op de verklaring van de verdachte dat hij een mes voorhanden heeft gehad in de garagebox. Uit de verklaringen van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en de bevindingen van de politie blijkt dat de sfeer ter plaatse beangstigend moet zijn geweest.

4.3.2.

Standpunt verdediging

Door de verdediging is vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit bepleit. Aangevoerd is dat niet bewezen kan worden dat bij de getuigen de redelijke vrees kon ontstaan dat zij zouden overlijden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen door het door de verdachte getoonde mes. Daarbij is onder meer van belang dat [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] hebben verklaard dat zij zich niet bedreigd hebben gevoeld door het mes.

4.3.3.

Beoordeling

De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden.

Toen de verdachte met zijn toenmalige vriendin, [naam slachtoffer 3] , in zijn auto stapte, werd hij gezien door zijn vrouw, [naam slachtoffer 1] . De verdachte reed vervolgens weg. Daarbij kreeg hij ruzie met [naam slachtoffer 3] en raakte hij haar in haar gezicht met zijn vuist waardoor zij ging bloeden.

Kort daarna maakte de verdachte telefonisch een afspraak met [naam slachtoffer 1] om, zoals hij heeft verklaard, zijn dubbelleven op te biechten. Hij sprak met haar af op een kantoor en nam [naam slachtoffer 3] mee naar deze afspraak. [naam slachtoffer 1] nam haar nicht [naam slachtoffer 2] mee naar de afspraak. In het kantoor, zijnde een opslagbox ingericht als werkruimte, hebben de drie vrouwen plaatsgenomen op de aldaar aanwezige banken en is de verdachte in de buurt van de deur gaan staan. De deur van de ruimte was gesloten. Vervolgens heeft de verdachte zijn verhaal gedaan. Vast staat dat de verdachte daarbij op enig moment een mes in zijn hand heeft gehad.

[naam slachtoffer 1] heeft over de situatie in de kantoorruimte bij de rechter-commissaris verklaard dat er geruzie was, dat er sprake was van een ongemakkelijke sfeer en dat zij van de stress vier keer heeft gekokhalsd. [naam slachtoffer 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de stemming van de verdachte op enig moment omsloeg, dat hij tekeer ging, dat hij heel veel heeft gezegd en geroepen, dat het onduidelijk was en dat er geen lijn in te vinden was. [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar tante en zij aan het huilen waren, omdat de verdachte zo flipte. Zij probeerde haar tante te troosten en durfde regelmatig niet te kijken naar wat er gebeurde. Op enig moment zag zij kans haar nichtje te appen met de vraag of zij de politie wilde bellen. [naam slachtoffer 2] was erg in paniek. Beide vrouwen hebben gezien dat de vrouw die met de verdachte was meegekomen ( [naam slachtoffer 3] ) bloed op haar gezicht had.

De verdachte zelf heeft ter zitting verklaard dat het een chaotisch gesprek was, dat hij erg druk aan het praten was en dat hij opeens daarbij een mes in handen had. De vrouwen wilden weg en hij wilde uitleg geven. Hij was alles zat en liet zijn gevoelens gaan. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij altijd wat binnensmonds praat waardoor de vrouwen misschien niet goed gehoord hebben wat hij allemaal heeft gezegd. De verdachte heeft tot slot ter zitting verklaard dat hij zich wel kon voorstellen dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] bang zijn geweest van zijn luide stem in combinatie met het mes.

Door het tonen van een mes, onder de hiervoor geschetste omstandigheden, kon naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid vrees bij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ontstaan dat hen iets met dat mes zou worden aangedaan. Daarom kan bewezen worden dat de verdachte [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] bedreigd heeft. De rechtbank merkt daarbij op dat volgens vaste rechtspraak voor een bewezenverklaring van een bedreiging niet is vereist dat de bedreiging een zodanige indruk heeft gemaakt dat er werkelijk vrees is gewekt.

4.3.4.

Conclusie

Het verweer wordt verworpen.

4.4.

Bewijswaardering feit 5

4.4.1.

Standpunt officier van justitie

Aangevoerd is dat het onder 5 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte en bevindingen van de politie.

4.4.2.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde feit. Aangevoerd is dat niet kan worden vastgesteld dat de bewakingsmonitor daadwerkelijk is vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt, nu in het dossier geen foto zit van de bewakingsmonitor en ook niet duidelijk is of de bewakingsmonitor nog gebruikt kon worden.

4.4.3.

Beoordeling

Door de teamleider van de beveiligingsdienst van het IJsselland Ziekenhuis is aangifte gedaan van vernieling van een bewakingsmonitor. Deze aangifte wordt ondersteund door de verklaringen van twee verpleegkundigen en een arts-assistent. Verpleegkundige [naam 1] heeft gezien dat de bewakingsmonitor op de grond viel door onrust van de verdachte. Verpleegkundige [naam 2] heeft gezien dat de bewakingsmonitor op de grond viel, omdat de verdachte schopte, draaide en maaide. De arts-assistent [naam 3] heeft verklaard dat de draagbare monitor is gesneuveld. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte en voornoemde verklaringen sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de bewakingsmonitor door toedoen van de verdachte is gevallen en hierdoor beschadigd is geraakt. Dat er geen foto van de beschadigde monitor in het dossier zit, doet hier niet aan af. De arts-assistent [naam 3] is medisch geschoold, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat zij op juiste wijze kan vaststellen of een medisch apparaat al dan niet beschadigd is. De rechtbank heeft ook geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van haar verklaring te twijfelen.

4.4.4.

Conclusie

Het verweer wordt verworpen.

4.5.

Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

1.

(pnr 810644-16)

Hij op of omstreeks 15 december 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,

[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal,

(telkens) (met kracht) in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen;

3.

Hij op of omstreeks 15 december 2016 te Rotterdam

[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met

enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,

immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [naam slachtoffer 3] en/of

[naam slachtoffer 1] en /of [naam slachtoffer 2] getoond en/of voorgehouden en/of een mes naar/in de

richting van die [naam slachtoffer 1] gegooid;

5.

(pnr 662029-17)

Hij op of omstreeks 11 november 2016 te Capelle aan den IJssel

opzettelijk en wederrechtelijk een bewakingsmonitor, in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan het IJsselland Ziekenhuis, in elk geval

aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd

en/of onbruikbaar gemaakt;

6.

Hij op of omstreeks 11 november 2016 te Capelle aan den IJssel

[naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] heeft mishandeld door

deze meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) op/tegen het lichaam

te slaan/stompen en/of schoppen/trappen;

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

element nr was not handled.
1mishandeling;

3 bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;

5. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen;

6 mishandeling, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De feiten zijn strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is strafbaar.

7 Motivering straf

7.1.

Algemene overweging

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zijn toenmalige vriendin mishandeld. Dergelijk geweld maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van een slachtoffer. Het is voor hen bovendien een zeer beangstigende ervaring, wat ook blijkt uit het feit dat het slachtoffer geen aangifte heeft willen doen en bij de politie heeft aangegeven naar een blijf-van-mijn-lijf-huis te willen gaan. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.

Voorts heeft de verdachte zijn vrouw en haar nichtje bedreigd door hen tijdens een verhitte discussie een mes te tonen. Niet alleen heeft de verdachte het vertrouwen van zijn vrouw en haar nichtje beschaamd. Ook leidt dergelijk handelen tot grote gevoelens van onveiligheid.

Bovendien heeft de verdachte zich in een ziekenhuis waar hij door de politie heen was gebracht in verband met een bij een val opgelopen hoofdwond -vermoedelijk onder invloed van alcohol en drugs- agressief gedragen jegens het personeel en heeft hij een bewakingsmonitor beschadigd. Naast de door de verdachte veroorzaakte materiële schade, brengt dit gedrag gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het gepleegde geweld werd de slachtoffers bovendien aangedaan terwijl zij als professionele hulpverleners hun werkzaamheden uitoefenden en er bij uitstek op moesten kunnen rekenen dat zij daarbij gevrijwaard bleven van tegen hen gericht geweld.

7.2.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

7.2.1.

Strafblad

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 mei 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict tegen een beroepsbeoefenaar.

7.2.2.

Rapportages

De verdachte heeft zijn medewerking geweigerd aan een onderzoek door GZ-psycholoog [naam deskundige] . Er bevindt zich in het dossier derhalve geen rapportage over de persoon van de verdachte.

Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 mei 2017. Dit rapport houdt het volgende in.

De verdachte lijkt zijn aandeel in de aan de feiten ten grondslag liggende conflictsituaties te bagatelliseren, evenals zijn delictverleden. Er lijkt weinig ingang te zijn voor enige vorm van begeleiding. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.

7.3.

Conclusies van de rechtbank

Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.

Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8 Vordering tenuitvoerlegging

8.1.

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd

Bij vonnis van 7 september 2015 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van eenvoudige belediging van een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd en wederspannigheid veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

De proeftijd is ingegaan op 22 september 2015.

8.2.

Standpunt verdediging

Aangevoerd is dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat er geen sprake is van een soortgelijk misdrijf als het misdrijf waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd. Subsidiair is bepleit de proeftijd met een jaar te verlengen.

8.3.

Beoordeling

De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van voornoemd vonnis van de politierechter en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. De stelling dat de vordering slechts zou kunnen worden toegewezen bij het plegen van een soortgelijk misdrijf, vindt geen steun in de wet en volgt de rechtbank daarom niet. Voor een verlenging van de proeftijd ziet de rechtbank geen aanleiding.

8.4.

Conclusie

De tenuitvoerlegging zal worden gelast van de bij bovengenoemd vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9 Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10 Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11 Beslissing

De rechtbank:

verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;

bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 2 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;

heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;

gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 7 september 2015 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. F.W. van Lottum, voorzitter,

en mrs. A. van Luijck en L. Amperse, rechters,

in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juni 2017.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst tenlastelegging

Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1.

(pnr 810644-16)

Hij op of omstreeks 15 december 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,

[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal,

(telkens) (met kracht) in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen;

(artikel 300 Wetboek van Strafrecht);

2.

Hij op of omstreeks 15 december 2016 te Rotterdam

opzettelijk

[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de

vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,

immers heeft hij, verdachte,

- die [naam slachtoffer 1] meegetrokken een (opslag)box in, en/of

- de deur van die (opslag)box op slot gedaan, en/of

- die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] een mes getoond en/of

voorgehouden, en/of

- die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] gezegd dat zij niet mochten praten

of bewegen, en/of

- een mes naar/in de richting van die [naam slachtoffer 1] gegooid;

(artikel 282 Wetboek van Strafrecht);

3.

Hij op of omstreeks 15 december 2016 te Rotterdam

[naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met

enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,

immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [naam slachtoffer 3] en/of

[naam slachtoffer 1] en /of [naam slachtoffer 2] getoond en/of voorgehouden en/of een mes naar/in de

richting van die [naam slachtoffer 1] gegooid;

(artikel 285 Wetboek van Strafrecht);

4.

Hij op of omstreeks 15 januari 2017 te 's-Gravenhage

opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering krachtens enig

wettelijk voorschrift, te weten het Besluit van de Gemeente Den Haag, nr

[nummer] d.d. 20 december 2016, gedaan door (een) ambtena(a)r(en), te

weten [naam 4] , hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, en/of [naam 5]

, brigadier van politie Eenheid Den Haag, belast met de uitoefening

van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen

en/of onderzoeken van strafbare feiten,

door, nadat deze ambtena(a)r(en) hem een "proces-verbaal verblijfsontzegging

(24-uursverbod)" hadden uitgereikt, hieraan geen gevolg te geven;

(artikel 184 Wetboek van Strafrecht);

5.

(pnr 662029-17)

Hij op of omstreeks 11 november 2016 te Capelle aan den IJssel

opzettelijk en wederrechtelijk een bewakingsmonitor, in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan het IJsselland Ziekenhuis, in elk geval

aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd

en/of onbruikbaar gemaakt;

(artikel 350 Wetboek van Strafrecht);

6.

Hij op of omstreeks 11 november 2016 te Capelle aan den IJssel

[naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] heeft mishandeld door

deze meermalen, althans eenmaal, (telkens) (met kracht) op/tegen het lichaam

te slaan/stompen en/of schoppen/trappen;

(artikel 300 Wetboek van Strafrecht);

Vrijspraak wederrechtelijke vrijheidsberoving en opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift door geen gevolg te geven aan verblijfsontzegging. Veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar voor mishandeling, bedreiging met zware mishandeling meermalen gepleegd, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen en mishandeling meermalen gepleegd. Tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.

Gegevens

Instantie Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak30-06-2017
Datum publicatie03-07-2017
ECLIECLI:NL:RBROT:2017:5070
Zaaknummer10/810644-16 TUL VV 10/110286-15
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - meervoudig
RechtsgebiedStraf(proces)recht