Naar de inhoud

Economische eigendomsoverdracht tijdens leven: juridisch na overlijden

Tot de arresten van 1987 was de praktijk voor de besparing van overdrachtsbelasting en successierecht inzake de overdracht van onroerend goed binnen familieverband eenvoudig: het onroerend goed werd obligatoir verkocht, de levering van de juridische eigendom werd uitgesteld tot na het overlijden van de verkoper. De juridische eigendom werd aan de koper gelegateerd of toegedeeld. Dit alles geschiedde zonder heffing van overdrachtsbelasting of successierecht ter zake van de verkrijging van het onroerend goed. De betaalde koopsom (bij economische eigendomsoverdracht) en de te vorderen koopsom (bij de obligatoire verkoopovereenkomst) maken deel uit van de nalatenschap van de verkoper en worden in de heffing van successierecht begrepen.

De meerwaarde van het onroerend goed boven de koopprijs behoort niet tot de nalatenschap, maar komt toe aan de economische eigenaar c.q. de koper.

Na de arresten van 1987 bestond grote onzekerheid in de notariële praktijk over de weg die nog tot het gewenste fiscale resultaat zou leiden. De arresten van 16 september 1992 en publicaties, met name de annotatie van Zwemmer, BNB 1992/385 en het artikel van Verstraaten in het Weekblad voor fiscaal recht van 15 april jongstleden verschaffen meer inzicht in de mogelijkheden.

De gevolgen voor de heffing van overdrachtsbelasting en successierecht worden besproken aan de hand van de volgende situaties:

1. Koper/economische eigenaar is enig erfgenaam van de verkoper.

2. Aan de koper/economische eigenaar is de juridische eigendom van het onroerend goed gelegateerd:

a. levering ter uitvoering van de koopovereenkomst

b. levering ter uitvoering van het legaat

3. Koper/economische eigenaar is één van de erfgenamen van de verkoper:

a. het…