Naar de inhoud

Een verweerschrift is geen tiendagenstuk

Het komt in belastingzaken met enige regelmaat voor dat een partij (vaak het bestuursorgaan) nalaat een verweerschrift in te dienen binnen de wettelijke termijn van vier weken1 en vervolgens alsnog kort voor de mondelinge behandeling een verweerschrift indient.2 Dat zouden rechters niet moeten accepteren. Bovendien zouden rechters beide partijen tegelijkertijd moeten informeren over de gestelde termijnen en over de weigering van een te laat ingediend verweerschrift.

1. Inleiding

Ter illustratie van het (te) laat indienen van een verweerschrift door een bestuursorgaan noem ik een uitspraak van Hof Amsterdam.3 Belanghebbende had op 18 september 2012 zijn hogerberoepschrift ingediend. Negen maanden later, bij brief van 27 juni 2013 aan het hof, beklaagde hij zich erover dat de inspecteur nog steeds geen verweerschrift had ingediend. Op 5 augustus 2013 verzond het hof de oproep voor de mondelinge behandeling (op 9 oktober 2013). Op 26 augustus 2013 diende de inspecteur alsnog een verweerschrift in. Het hof liet het verweerschrift toe. Volgens het hof had belanghebbende voldoende tijd gehad voor kennisneming van het verweerschrift en had hij niet verzocht om daarop schriftelijk te mogen reageren. Het hof zag geen aanleiding partijen ambtshalve de gelegenheid te bieden schriftelijk te reageren op de door hen ingediende stukken. In cassatie richtte belanghebbende geen klacht tegen de toelating van het verweerschrift. De Hoge Raad is hier ook niet ambtshalve op ingegaan.

Buiten het belastingrecht komt te late indiening van het verweerschrift naar ik begrijp veel vaker voor. Volgens de jurisprudentie van de vier hoogste bestuursrechters verbindt de wet geen sanctie aan overschrijding van de (al dan niet door de rechter verlengde) termijn van art. 8:…