Is een wetswijziging een onvoorziene omstandigheid?
Art 6:258 BW
De wet kent een mogelijkheid dat contracten door een rechter gewijzigd/beëindigd kunnen worden indien sprake is van ‘onvoorziene omstandigheden’. Of hier sprake van is, is aan de rechter te oordelen.
Bepaalde richtlijnen over wanneer wel of geen sprake is van ‘onvoorziene omstandigheden’ helpen in dat kader. Tijdens de behandeling van de Successiewet schijnt discussie te zijn ontstaan over de vraag of een wetswijziging een reden kan zijn om een bestaande overeenkomst te ontbinden. In dat kader heeft de minister van Justitie een brief gezonden naar de Tweede Kamer en opgesomd welke aspecten een rol spelen bij de beantwoording van die vraag.
De minister meldt dat de eerste omstandigheid is dat wetgeving volgens de door de Grondwet voorziene procedure aangepast kan worden en dat de wetgever zorgvuldig zal handelen bij wetswijzigingen en er een redelijke balans moet zijn tussen het beoogde doel van de wetswijziging en de (nadelige) gevolgen voor de betrokkenen. De minister stelt dat, ervan uitgaande dat de wetgever oog heeft voor deze balans en dus ook de gevolgen voor de bij de overeenkomst betrokkenen bij de wetswijziging betrekt, het voor de hand ligt dat er bij een wetswijziging niet snel sprake zal zijn dat men de wetswijziging als een onvoorziene omstandigheid kan kwalificeren.
De minister merkt ook op dat ook de bekendheid van de wetswijziging bij de beantwoording een rol zal spelen. De minister stelt dat in geval van een voorgestelde wetswijziging die al in de kamerstukken is gepubliceerd of waarover een persbericht is uitgegaan, het minder snel voor de hand ligt dat er sprake is van een zodanige omstandigheid dat deze moet leiden tot aanpassing of ontbinding van…