Enkele problemen bij de compte-joint-verhouding en de nalatenschap
Van bevoegde zijde wordt aan echtgenoten en andere partners veelal aangeraden een gezamenlijke bankrekening - een zogenaamde en/of rekening - aan te schaffen. Zou één der echtgenoten (partners) overlijden dan zou de overblijvende echtgenoot (partner) op grond van de en/of tenaamstelling eenzijdig over het saldo kunnen blijven beschikken en niet behoeven te wachten op een verklaring van erfrecht in de nalatenschap van de overledene. Er is hier sprake van een hoofdelijk schuldeiserschap.
In de praktijk blijkt veelal dat als de langstlevende echtgenoot (partner) zich na het overlijden van zijn/haar partner bij de Bank vervoegt, de Bank uitbetaling weigert en toch een verklaring van erfrecht verlangt. Is de Bank daartoe bevoegd? Het antwoord zal ontkennend moeten luiden ongeacht welke juridische constructie men gebruikt bij de gezamenlijke rekening. Verschillende constructies zijn denkbaar.
Mede-eigendom met verblijvingsbeding
Het meest voor de hand ligt: mede-eigendom van de rekening gekoppeld aan een verblijvingsbeding bij overlijden van één der rekeninghouders. Dit alles opgenomen in de overeenkomst met de bank, zodanig dat reeds bij voorbaat de levering plaats heeft van artikel 3:186 BW, nodig voor het verblijvingsbeding. Of dit verblijvingsbeding als een schenking (over en weer) is te beschouwen gaat de bank verder slechts aan als daardoor de legitieme is geschaad en dan nog slechts als men in een verblijvingsbeding over en weer (zoals deze het meest voorkomt) een formele schenking wil zien van de overledene aan de langstlevende partner, quod non. Het schenkingselement kan men overigens uitschakelen als tussen de rekeninghouders bepaald wordt, dat inning na overlijden van één van hen tot verrekening met…