Fondsen voor gemene rekening fiscaal geduid (I)
1. Inleiding en probleemstelling
Een open fonds voor gemene rekening (hierna: FGR) lijkt aan populariteit te winnen. Reden is dat een open FGR geen jaarrekening hoeft te publiceren en de verwachting was dat het FGR buiten het UBO-register zou blijven.2 Bovendien heeft een FGR als voordeel dat het flexibel kan worden ingevuld. Daarnaast is een FGR (naast een Naamloze Vennootschap)3 een kwalificerende rechtsvorm voor de toepassing van het regime van de vrijgestelde beleggingsinstelling (art. 6a Wet Vpb 1969).4 Tot slot zijn de fiscale regels voor een FGR in vergelijking met die van een commanditaire vennootschap (hierna: CV) iets soepeler indien fiscale transparantie wordt beoogd.
In deze bijdrage wordt onderzocht op welke wijze een FGR wordt behandeld in de fiscale wetgeving en welke knelpunten er ontstaan in de praktijk bij het gebruik van FGR’s met name ook in een structuur met directeuren-grootaandeelhouders (hierna: dga’s). Een FGR is in feite een fiscale rechtsfiguur die civielrechtelijk verschillende vormen kan aannemen. De civielrechtelijke vorm beïnvloedt echter weer de fiscale behandeling van het fonds en de participanten. Hierdoor ontstaat een complexe interactie tussen de fiscale en civielrechtelijke regels. Het doel van dit artikel is deze interactie te analyseren. Ik concentreer mij daarbij op de inkomsten-, de vennootschapsbelasting en de Successiewet.5 De regeling beoordeel ik op twee aspecten. Het eerste aspect is rechtsvormneutraliteit: de fiscale behandeling van de FGR en de participant zou niet van invloed moeten zijn op de rechtsvormkeuze. Op voorhand kan worden gezegd dat er geen rechtsvormneutraliteit is. Ik zal aanbevelingen doen om de rechtsvormneutraliteit te verbeteren…