Naar de inhoud

Franse voorwaarde voor vrijstelling dividendbelasting over winstuitkering aan niet-ingezeten moedermaatschappij in strijd met EU-recht

Samenvatting

De naar Frans recht opgerichte Eqiom SAS heeft in 2005 en 2006 dividenden uitgekeerd aan haar moedermaatschappij en enig aandeelhouder Enka SA, een vennootschap naar Luxemburgs recht. De aandelen van laatstgenoemde vennootschap waren op dat tijdstip praktisch volledig in handen van een vennootschap naar Cypriotisch recht die op haar beurt werd gecontroleerd door een vennootschap naar Zwitsers recht. De Franse belastingdienst heeft voor de dividenduitkeringen geen vrijstelling van bronbelasting verleend op grond van art. 119 ter, lid 3, CGI. Dat lid bepaalt dat de vrijstelling niet van toepassing is als de dividenden worden uitgekeerd aan een rechtspersoon die direct of indirect wordt gecontroleerd door een of meerdere personen gevestigd in staten die geen lid van de EU zijn, tenzij die rechtspersoon aantoont dat de keten van deelnemingen niet als voornaamste doel of als een van de voornaamste doelen had om voordeel te halen uit de vrijstelling. De vennootschappen hebben tegen deze beslissing beroep ingesteld. Het Conseil d'État heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld over de verenigbaarheid van de Franse regeling met de Moeder-dochterrichtlijn en met het primaire EU-recht. Het HvJ oordeelt dat de Franse regeling een algemeen vermoeden van fraude en misbruik hanteert, doordat de regeling ziet op elke situatie waarin een moedermaatschappij die direct of indirect wordt gecontroleerd door ingezetenen van een derde staat, haar zetel om welke reden ook buiten Frankrijk heeft. De belastingdienst hoeft hiervoor niet een begin van bewijs van fraude en misbruik te leveren. Uit geen enkele bepaling van de Moeder-dochterrichtlijn blijkt dat de herkomst van de aandeelhouders van enig belang is voor het recht op de belastingvoordelen. Het HvJ concludeert daarom dat de Franse regeling…