Naar de inhoud

Geen bezwaar mogelijk tegen aanslag die aan ander is opgelegd

Samenvatting

Aan rijschool A vof is een naheffingsaanslag OB opgelegd. Belanghebbende heeft op eigen naam daartegen bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard, aldus de Hoge Raad. Belanghebbende had op grond van art. 26a, lid 1, AWR niet het recht bezwaar in te stellen tegen een belastingaanslag die niet aan hem is opgelegd. Ook op grond van art. 26a, lid 2, AWR kan belanghebbende geen bezwaar maken, aangezien geen inkomens- of vermogensbestanddelen van belanghebbende zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de naheffingsaanslag OB betrekking heeft. Dat belanghebbende als bestuurder van de vof zou kunnen worden aangesproken voor de belastingschulden van A vof, maakt dit niet anders. Als de ontvanger belanghebbende aansprakelijk zou stellen, kan hij immers de rechtmatigheid van de aanslag via bezwaar en beroep tegen de aansprakelijkstelling aan de orde stellen.

Feiten

2.1. De onderhavige naheffingsaanslag met bijbehorende beschikkingen (hierna kortweg: de naheffingsaanslag) is opgelegd aan A vof (hierna: de vof). Belanghebbende heeft op eigen naam bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De Inspecteur heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende niet gerechtigd is bezwaar te maken tegen een aan de vof opgelegde naheffingsaanslag. (…)

Geschil

2.1. (…) Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen richten zich de klachten.

Rechtsoverwegingen

2.2.1. Het Hof is terecht ervan uitgegaan dat het eerste lid van artikel 26a AWR belanghebbende niet het recht toekent om bezwaar te maken tegen de naheffingsaanslag, aangezien die belastingaanslag niet aan hem is opgelegd.

2.2…