Naar de inhoud

Geen inbrengvrijstelling bij cv-constructie

Samenvatting

A bv, een failliete vennootschap, is eigenaar van een groot terrein. Dit terrein is verkocht aan derden. Om overdrachtsbelasting te besparen, is een constructie bedacht. De kopers en A bv richten een cv – belanghebbende – op, waarin het terrein wordt ingebracht. De deelname van A bv in de cv zou beperkt blijven tot maximaal drie maanden en bij het uittreden uit de cv zou aan A bv een vast bedrag vermeerderd met rente als uitkoopsom worden betaald. Aldus is geschied. Ter zake van de inbreng heeft belanghebbende aanspraak gemaakt op de zogenoemde inbrengvrijstelling. De inspecteur heeft die aanspraak niet gehonoreerd. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting met boetebeschikking opgelegd.

Het hof stelt voorop dat het belastbare feit voldoende kenbaar is gemaakt aan belanghebbende. Voorts is het hof van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op de inbrengvrijstelling, omdat het nimmer de bedoeling is geweest dat A bv door deelname in belanghebbende voordelen zou behalen. Terecht is, aldus het hof, als heffingsmaatstaf 100% van de waarde genomen. De boetebeschikking gaat echter van de baan, omdat aan belanghebbende – die haar adviseur heeft gevolgd – zelf geen voorwaardelijke opzet kan worden verweten.

(Hoger beroep gegrond.)

Feiten

2.1. A bv (hierna: A) is, blijkens inlichtingen uit het handelsregister in maart 1996 in staat van faillissement verklaard. De heren B en C zijn als curatoren in het handelsregister ingeschreven.

2.2. Op 22 februari 1999 is tussen A, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de curator C, D Beheer bv en E nv een 'Heads of Agreement' gesloten. Blijkens deze…