Naar de inhoud

Havenkranen vormen onroerende zaken zodat terecht overdrachtsbelasting is geheven

Samenvatting

Belanghebbende heeft twee havenkranen in economische eigendom verkregen. In geschil is of de kranen onroerende zaken vormen, zodat overdrachtsbelasting moet worden geheven. Subsidiair is in geschil of de vrijstelling als genoemd in art. 9, lid 4, Wet BRV van toepassing is, wegens eerdere verkrijging van de juridische eigendom ingevolge het opstalrecht van belanghebbende. Het hof heeft belanghebbende in het ongelijk gesteld.

A-G IJzerman wijst erop dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een onroerende zaak het zogenoemde Portacabin-arrest HR 31 oktober 1997, NJ 1998, 97 van belang is. Belanghebbende wijst ook op het zogenoemde Woonark-arrest HR 15 januari 2010, nr. 07/13305, NTFR 2010/269.

De maatstaf die heeft te gelden bij de feitelijke vaststelling of een werk naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven, is volgens de advocaat-generaal de kenbaarheid zoals die is voor een ieder, niet slechts voor personen met een specifieke deskundigheid. De advocaat-generaal meent dat dit volgt uit de ratio van het kenbaarheidsvereiste, dat de zakenrechtelijke verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn.

Het hof heeft zich gebaseerd op ‘uit de foto’s en de omschrijvingen en tekeningen van de havenkranen te destilleren uiterlijke kenmerken van de havenkranen’. Daaruit heeft het hof afgeleid ‘dat zij naar aard en inrichting waren bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven en dat die bestemming naar buiten kenbaar was. Niet is gebleken van bijzonderheden in aard en inrichting van de havenkranen, waaruit de bedoeling van belanghebbende om deze slechts tijdelijk met de grond te verenigen naar…