Naar de inhoud

Heeft het laatste uur voor het urencriterium geslagen?

.

1. Inleiding

Op 18 mei 2017 heeft de minister van Economische Zaken een evaluatie van fiscale ondernemersregelingen2 naar de Tweede Kamer gestuurd. Eerder getrokken conclusies worden bevestigd: fiscaal faciliteren van een bepaalde groep leidt tot een toename van de administratieve lastendruk. De last van het administreren wordt bij deze regelingen3 met name veroorzaakt door het urencriterium. In dit artikel wordt ingegaan op de toepassing van het urencriterium bij de fiscale ondernemersregelingen, meer specifiek in het geval van de zelfstandigenaftrek en op de effectiviteit van het criterium en de stimuleringsmaatregel an sich. Daarna zullen mogelijke alternatieven voor het urencriterium worden besproken.

2. Achtergrond urencriterium

In art. 3.6 Wet IB 2001 is het urencriterium gedefinieerd. De regelingen waarbij dit criterium wordt toegepast zijn grof gesteld allemaal in het leven geroepen om ondernemerschap op een bepaalde manier te stimuleren. Ook wordt door de regelingen recht gedaan aan de aparte functie die het winstinkomen heeft (investeren en reserveren). De reden van invoering van deze ondernemersregelingen lijkt hiermee overeind te staan. Om echter te voorkomen dat er misbruik van deze stimuleringsmaatregelen zou worden gemaakt is het urencriterium ingevoerd. Dit criterium heeft bovendien tot doel om deeltijdondernemers van bepaalde ondernemersfaciliteiten uit te sluiten.

Het urencriterium bepaalt dat slechts de ondernemer4 die in een kalenderjaar ten minste 1.225 uren besteedt aan zijn onderneming waaruit hij zijn winst geniet, in aanmerking komt voor de fiscale ondernemersfaciliteiten. Het criterium stelt dus niet vast of er sprake is van ondernemerschap, maar werpt een drempel op voor het verkrijgen van diverse fiscale ondernemersfaciliteiten.

Al in 1984 is het urencriterium ingevoerd waarbij sec naar de grens van 1…