Naar de inhoud

Het (geactualiseerde) beleid van de Staatssecretaris van Financiën met betrekking tot bedrijfsfusies, splitsingen en juridische fusies in de vennootschapsbelasting (II, slot)

In de vorige aflevering van het WPNR is deel I van deze bijdrage verschenen (onderdelen 1 t/m 7). In dit deel II staat in onderdeel 8 de fiscale indeplaatstreding centraal waarna in onderdeel 9 de diverse standaardvoorwaarden inhoudelijk worden besproken. Onderdeel 10 bevat een kort slotwoord.

8. Fiscale indeplaatstreding2

8.1. Algemeen

In onderdeel 3 van de in de vorige aflevering opgenomen bijdrage is al aangestipt dat een fiscaal gefacilieerde bedrijfsfusie, splitsing en juridische fusie tot gevolg hebben dat de overnemer/verkrijger(s) fiscaal in de plaats treedt/treden van de overdrager, splitser respectievelijk verdwijner(s).3 Deze fiscale indeplaatstreding is voornamelijk een instrument om de VPB-claim te waarborgen.4 Wat is de reikwijdte van dit fiscale doorschuifprocedé?

Uit de vier beleidsbesluiten volgt dat de staatssecretaris een onderscheid maakt tussen: 1. Aangelegenheden die zijn gekoppeld aan de rechtspersoon van de overdrager, splitser onderscheidenlijk verdwijner, de zogenoemde subjectgebonden aangelegenheden; en 2. Aangelegenheden die zijn verbonden aan het vermogen dat in het kader van de transactie overgaat, de zogeheten objectgebonden aangelegenheden.

De fiscale indeplaatstreding is in zijn ogen beperkt tot de laatste categorie.5 Het is mijns inziens (historisch) verklaarbaar dat de staatssecretaris tot een bepaald onderscheid komt en de fiscale indeplaatstreding niet absoluut uitlegt.6 Ik licht dat toe:

  1. Uit de wettekst7 volgt dat de fiscale indeplaatstreding geldt voor ‘vermogensbestanddelen die (...) zijn’ of ‘al hetgeen (...) is’ verkregen. Vertaalt men ‘vermogensbestanddelen’ en ‘al hetgeen’ met ‘objecten’, dan kan langs die weg worden verklaard dat het doorschuifprocedé primair is…