Het nieuwe partnerbegrip in de Successiewet en de Wet IB (2010.5.3001)
In deze bijdrage gaat de auteur in op de wijzigingen in het partnerbegrip.
De voorgestelde partnerstructuur is een gelaagde. In de AWR wordt een basispartnerbegrip opgenomen dat geldt voor alle belastingwetten. Als basispartner gelden gehuwden, geregistreerde partners en samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract die in de Gemeentelijke Basisadministratie staan ingeschreven op hetzelfde woonadres. Vervolgens kan het basispartnerbegrip in de afzonderlijke wetten worden uitgebreid of kunnen de voorwaarden worden aangevuld. Daarbij geldt dat op basis van objectieve criteria wordt bepaald of er sprake is van partnerschap en wanneer het partnerschap begint en ophoudt te bestaan. Dit nieuwe partnerbegrip betekent een aanzienlijke vereenvoudiging ten opzichte van de huidige situatie. Het hanteren van objectieve criteria is voor de uitvoering en het toezicht van groot belang. Er kleven echter ook nadelen aan, onder meer:
- de belastingdienst zal uitvoerig en intensief informatie moeten verstrekken aan de belastingplichtigen over de nieuwe regeling, niet alleen in het kader van de nieuwe successiewet maar ook ten aanzien van de inkomstenbelasting;
- de functie van het partnerartikel is in de verschillende wetten een geheel andere.
De auteur gaat allereerst in op het algemene partnerbegrip zoals dat vanaf 2011 in de AWR zal worden opgenomen en plaatst hierbij enkele kanttekeningen.
Vervolgens gaat de auteur in op de aanscherping van de ‘parterschapsvoorwaarden’ in de nieuwe successiewet. Het belang van het zijn van partner in de nieuwe successiewet is grotendeels gelegen in de tarieven en de hoge vrijstelling. Eerst wordt kort de partnerregeling geschetst zoals die gold tot 1 januari 2010. De belangrijke aanscherping in de nieuwe successiewet is dat in het notariele samenlevingscontract (voor samenwoners) ook een zorgverplichting moet zijn opgenomen. Over de inhoud van de zorgverplichting zijn vragen gesteld en de staatssecretaris heeft hierop geantwoord dat een bepaling dat ieder naar zijn vermogen bijdraagt aan de kosten van de gemeenschappelijke huishouding reeds voldoende is. Aan alle eisen (ook de notariele samenlevingscontracten) moet twee jaar (bij schenking) of zes maanden (bij overlijden) zijn voldaan. Ook indien geen notarieel samenlevingscontract is opgesteld kunnen samenwoners kwalificeren als elkaars partner in de zin van de successiewet, indien zij ten minste vijf jaar op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Door deze laatste aanvulling resteert er weinig van de beoogde vereenvoudiging op dit punt. Het zijn van elkaars partner kan eveneens gevolgen hebben voor de toepassing van de fictiebepalingen in de successiewet.
Vervolgens gaat de auteur in op de uitbreiding van het partnerbegrip in de inkomstenbelasting. Het belang van partnerschap in de inkomstenbelasting is gelegen in het gunstig toerekenen van de vrije toerekenbare gemeenschappelijke inkomensbestanddelen. Ook samenwoners die geen notarieel samenlevingscontract hebben maar die aan een aantal voorwaarden voldoen kwalificeren als partner voor de inkomstenbelasting. De regeling wordt een verplichte partnerregeling, zodat het vrije keuzerecht voor samenwonende partners vervalt. De auteur bespreekt de gevolgen van het wijzigen van het partnerbegrip voor de inkomstenbelasting.
Tot slot worden enkele relevante aanvullingen uit de derde nota van wijziging inzake de nieuwe successiewet besproken alsmede aangenomen amendementen.
F.H. van der Kamp, VFP 2009/12 (YNP)
Wetgeving | |
---|---|
Jurisprudentie | |
Officiële publicaties | |
Europese regelgeving | |
Soort nieuws | Wetgeving |
Publicatiedatum | 04-02-2010 |
Nummer | 2010/0083 |