Naar de inhoud

Het stil recht van vruchtgebruik

1. Inleiding. Met de invoering van art. 3:94 lid 3 BW is door de schakelbepaling van art. 3:98 BW de mogelijkheid ontstaan om een stil recht van vruchtgebruik op vorderingen te vestigen. Een stil recht van vruchtgebruik op een vordering wordt op dezelfde wijze gevestigd als de stille levering van een vordering plaatsvindt: het recht van vruchtgebruik wordt gevestigd door een daartoe bestemde authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de schuldenaar. Een dergelijk recht kan alleen worden gevestigd op vorderingen die op het tijdstip van vestiging reeds bestaan of rechtstreeks zullen worden verkregen uit een dan reeds bestaande rechtsverhouding. Hieronder ga ik in op de mogelijkheid om een stil recht van vruchtgebruik te vestigen en op de praktische toepassingsmogelijkheden, alsmede op een aantal rechtsgevolgen die betrekking hebben op, onder meer, de inningsbevoegdheid, de gerechtigdheid tot de rente, derdenbescherming en verrekening.

2. Mogelijkheid. Op het bestaan van de mogelijkheid om een stil recht van vruchtgebruik te vestigen heb ik eerder gewezen.1 Ook Reehuis neemt het standpunt in dat de vestiging van een stil recht van vruchtgebruik mogelijk is.2 Waarom is dit een vraagpunt? De Minister van Justitie heeft bij de invoering van art. 3:94 lid 3 BW over het vestigen van een stil recht van vruchtgebruik geen mededeling gedaan; de parlementaire geschiedenis bevat ten aanzien van dit punt geen enkele verwijzing. Het is dan ook aannemelijk dat de wetgever zich van deze mogelijkheid geen rekenschap heeft gegeven toen art. 3:94 lid 3 BW wet werd. Kan men hieruit afleiden dat het vestigen van een dergelijk recht daarom niet…