Hoge Raad gaat 'om' in Baksteenarrest
Samenvatting
In de jurisprudentie van de Hoge Raad werd voor het vormen van een fiscale voorziening tot voor kort de eis gesteld dat er sprake moest zijn van een rechtsverhouding waaruit toekomstige uitgaven voortvloeien. In het zogenoemde Baksteenarrest gaat de Hoge Raad om door het rechtsverhoudingcriterium te laten vervallen. Volgens de Hoge Raad doet dit criterium geen recht aan het beginsel van goedkoopmansgebruik dat ter zake van toekomstige uitgaven een passiefpost mag worden opgenomen in het jaar waarin zij worden opgeroepen. Bij dit arrest moet worden bedacht dat het niet de deur openzet voor allerlei passiefposten. Het moet gaan om toekomstige uitgaven die zijn terug te voeren op feiten en omstandigheden die op de balansdatum bestaan.
Tekst
In het inmiddels zogenaamde 'Baksteenarrest' van 26 augustus 1998, V-N 1998, blz. 4365 is de Hoge Raad afgestapt van een decennia oude leer op het terrein van de fiscale voorziening. In de jurisprudentie van de Hoge Raad werd tot voor kort de eis gesteld dat voor het vormen van een voorziening sprake moest zijn van een rechtsverhouding; een civielrechtelijk vereiste. Dit vereiste is in de vakpers de laatste tijd nogal bekritiseerd, omdat het niet in overeenstemming is met bedrijfseconomische inzichten.
In zijn arrest verwijst de Hoge Raad met zoveel woorden naar de vakliteratuur, en gaat 'om' door het rechtsverhoudingscriterium te laten vervallen.
In de procedure ging het om een baksteenfabrikant. Deze had in de jaarrekening een voorziening opgenomen omdat hij had toegezegd bedragen te zullen betalen aan een stichting die zou zorgdragen voor sanering van de baksteenindustrie, waar in de voorgaande jaren grote productieoverschotten waren ontstaan. De voorziening werd opgenomen, ervan uitgaand dat…