Naar de inhoud

Inkomen uit pgb-werkzaamheden vormt loon uit dienstbetrekking, vertrouwensbeginsel niet geschonden

Samenvatting

Belanghebbende heeft inkomen genoten uit hoofde van verzorgingswerkzaamheden die zij verricht voor haar moeder. De werkzaamheden worden betaald uit haar moeders persoonsgebonden budget. Bij aanvang van de werkzaamheden heeft belanghebbende gebruikgemaakt van de zogenoemde opting-in-regeling en in een Verklaring opting-in (Voi) ervoor gekozen de arbeidsverhouding te laten aanmerken als een fictieve dienstbetrekking. In haar aangifte heeft belanghebbende het inkomen als resultaat uit overige werkzaamheden aangegeven en daarop kosten in aftrek gebracht. De inspecteur heeft het inkomen aangemerkt als loon uit dienstbetrekking en de aftrek niet toegelaten. De Voi is naar het oordeel van het hof een gezamenlijke verklaring als bedoeld in art. 4 Wet LB 1964. Een Voi blijft van kracht tot zij wordt opgezegd, wat in dit geval niet is gebeurd. Het hof volgt belanghebbende niet in haar betoog dat aan de Voi moet worden voorbijgegaan omdat het Servicecentrum pgb moeder en dochter volstrekt onvoldoende heeft voorgelicht. De arbeidsverhouding dient als een dienstbetrekking te worden aangemerkt. Het daaruit genoten inkomen is derhalve loon, ook voor de toepassing van de Wet IB 2001. De gestelde kosten kunnen daarop niet in mindering worden gebracht. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel faalt. Dat de inspecteur in een ander jaar de aangifte op een bepaald punt heeft gevolgd is niet voldoende voor in rechte te beschermen vertrouwen. En uit de overgelegde stukken blijkt niet van een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur voor dat jaar.

(Hoger beroep ongegrond.)

Commentaar

Met een persoonsgebonden budget (pgb) kan een zorgbehoevende zelf zorg inkopen bij een zorgverlener (bijvoorbeeld een familielid). Voor de zorgbehoevende vormt het pgb een vrijgestelde periodieke uitkering…