Naar de inhoud

JPF 2016/69, Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2014:3479, 200.140.395/01

Inhoudsindicatie

Rechtsmacht, Ondertoezichtstelling vanwege onder meer deplorabele toestand van vier kinderen

Samenvatting

Het betreft onder meer de ondertoezichtstelling van vier kinderen, die in deplorabele toestand bij de moeder zijn aangetroffen waarin hun zedelijke en/of geestelijke belangen en hun gezondheid ernstig werden bedreigd. In eerste aanleg is het verzoek van de Raad, inhoudende een ondertoezichtstelling van de kinderen, toegewezen. In hoger beroep vordert moeder onder meer de onmiddellijke opheffing van deze ondertoezichtstelling. Zij stelt onder meer dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is tot…

Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zp Leeuwarden
Datum uitspraak17-04-2014
PublicatieJPF 2016/69 (Sdu Jurisprudentie Personen- en Familierecht), aflevering 4, 2016
ECLIECLI:NL:GHARL:2014:3479
Zaaknummer200.140.395-01
Overige publicaties
  • ECLI:NL:GHARL:2014:3479
RechtsgebiedJeugdrecht
Rubriek Jeugdzorg, jeugdbescherming
Rechters
  • mr. Bosch
  • mr. Garos
  • mr. Van der Meer
Partijen [Appellante] te [woonplaats], feitelijk verblijvende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [appellante],
advocaat: mr. H.D. Postma, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
Leger des Heils Jeudzorg en Reclassering te Leeuwarden,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: LJ&R.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden, te Leeuwarden,
hierna te noemen: de raad,
2. [pleegouders 1], wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: [pleegouders 1],
advocaat: mr. R.A. Schütz, kantoorhoudend te Leeuwarden,
3. [pleegouders 2], wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: [pleegouders 2],
advocaat: mr. R.A. Schütz, kantoorhoudend te Leeuwarden.
Regelgeving
  • Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 - 5
  • Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 - 11
  • Verordening Brussel II-bis - 8
  • Verordening Brussel II-bis - 20