Juridisch versus economisch eigendom
Het onderwijs kent een aantal typische eigendomsvormen voor schoolgebouwen. Door krimp, verplaatsing en verhuizing worden tegenwoordig meer schoolgebouwen aan het onderwijs onttrokken, waardoor de kwestie van het eigenaarschap van een voormalig schoolgebouw actueel wordt.
Het uitgangspunt van de onderwijswetgeving (Wet primair onderwijs (WPO), Wet expertise centra (WEC) en Wet voortgezet onderwijs (WVO)) is dat schoolbesturen juridisch eigenaar zijn van schoolgebouwen. Zij verkrijgen de eigendom doordat een notaris in een akte vastlegt dat het schoolbestuur eigenaar is en deze akte vervolgens laat inschrijven bij het kadaster. Het juridisch eigendom van schoolgebouwen kan bij verschillende partijen liggen:
-
het schoolbestuur, voor zover dit een zelfstandige rechtspersoon (vaak een stichting) vertegenwoordigt;
-
de gemeente, voor zover deze tevens het schoolbestuur vormt;
-
een derde partij die een schoolgebouw (brede school) in bezit heeft, zoals een woningbouwvereniging, een vastgoedbelegger of een vereniging van eigenaren;
-
schoolbesturen die oude scholen (zogenoemde eigendomsscholen) in bezit hebben.
Claimrecht
Juridisch eigenaar zijn betekent niet dat het schoolbestuur ook volledig eigenaar is. De gemeente is namelijk economisch eigenaar van schoolgebouwen. Dat wil zeggen dat het juridisch eigendom naar de gemeente overgaat op het moment dat een schoolbestuur een gebouw niet meer nodig heeft. Dit economisch eigendom wordt ook wel het economisch claimrecht van de gemeente genoemd. Het economisch claimrecht is geregeld in artikel 110 WPO, 108 WEC en 76u WVO en betekent dat een schoolgebouw op het moment dat het schoolbestuur besluit hierin het onderwijs te beëindigen ‘om niet’ terugvalt aan de gemeente. De achtergrond van dit wettelijk uitgangspunt is dat de schoolgebouwen met overheidsgeld zijn bekostigd. Met het ‘teruggeven…