Naar de inhoud

Kantonrechter Amsterdam 10 november 2008 (Ulrici), JAR 2008, 302

Overgang onderneming. Arbeidsvoorwaarden kunnen niet één-op-één worden nagekomen. Pensioen.

Zie voor de complete uitspraak JAR 2008, 302.

Eisers in deze procedure – 117 werknemers – zijn tot 1 april 2007 bij ING in dienst geweest. Per 1 april 2007 heeft ING het bedrijfsonderdeel waar zij werkten – Document Services – overgedragen aan Astron (later: Donnelly). Astron/Donnelly, ING en vier vakorganisaties hebben in een protocol afspraken vastgelegd over de wijze waarop de arbeidsvoorwaarden van de werknemers na de overgang vorm zullen krijgen. Omdat Donnelly, anders dan ING, geen winstdelings- en optieregeling kent en geen personeelskorting op de premie van verzekeringsproducten, hebben de werknemers ter compensatie van het verdwijnen van deze regelingen ieder een eenmalige uitkering variërend van € 1.500,= tot € 5.000,= ontvangen. Op het vlak van pensioen is afgesproken dat de werknemers zouden gaan deelnemen aan de bedrijfstakpensioenregeling ICK, waarbij Donnelly is aangesloten. De werknemers hebben hiertegen geprotesteerd. Zij vorderen een verklaring voor recht dat zij niet gebonden zijn aan het protocol en dat Donnelly de arbeidsvoorwaarden die bij ING golden één-op-één moet naleven. In een eerder kort geding en het hoger beroep daarvan is een vergelijkbare eis van de werknemers afgewezen (JAR 2007/83 en JAR 2007/211).

De kantonrechter stelt vast dat op grond van art. 7:663 BW álle rechten en verplichtingen die op het moment van de overgang uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiden, overgaan op de verkrijger, dus ook faciliteiten. Dat betekent echter niet dat een werknemer van de verkrijger één-op-één nakoming kan vorderen van de overgegane arbeidsvoorwaarden. Er zijn omstandigheden denkbaar waaronder het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn dat een werknemer dit verlangt. In een dergelijk geval zal de betrokken werknemer gecompenseerd moeten worden door middel van andere gelijkwaardige aanspraken of een redelijke vergoeding. Indien de vervreemder en de verkrijger voorafgaand aan de overname met de vakbonden hierover afspraken hebben gemaakt, zullen deze worden betrokken bij de beoordeling of de geboden vergoeding redelijk is. In onderhavig geval is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om van Donnelly te verlangen dat zij arbeidsvoorwaarden handhaaft die zij niet kan aanbieden, zoals de winstdelingsregeling (deelname in de winst van ING), de optieregeling (op aandelen ING) en de korting op ING-producten. De werknemers hebben onvoldoende onderbouwd dat de hen aangeboden compensatie onbillijk is. Zij hebben ook geen beroep gedaan op de hardheidsclausule van het protocol. Donnelly was gerechtigd om de werknemers op te nemen in de pensioenregeling ICK, gelet op het bepaalde in art. 7:664 BW en op het feit dat de werknemers er in de nieuwe regeling op vooruit gaan