KB onteigening gemeente Alphen aan den Rijn (minnelijk overleg met pachter / aanvulling verzoekbesluit) (Titel IV)
Koninklijk Besluit van 1 september 2014, nr. 2014001590, inzake onteigening ingevolge Titel IV van de Onteigeningswet in de gemeente Alphen aan den Rijn (onteigeningsplan Maximabrug). De Kroon oordeelt ter zake onder meer als volgt.
Reclamant 3 brengt in zijn zienswijze naar voren dat er geen minnelijk overleg heeft plaatsgevonden over de beëindiging van zijn pachtrechten. Hij heeft geen (schriftelijk) aanbod mogen ontvangen.
De zienswijze van reclamant 3 geeft de Kroon aanleiding tot de volgende overwegingen.
Reclamant stelt dat de grondplannummers 1 en 21 hem voor zijn melkveebedrijf in gebruik zijn gegeven, waarbij hij zich heeft verbonden door een tegenprestatie. Reclamant 3 moet dan ook ten aanzien van die percelen beschouwd worden als pachter. Daarvan is verzoeker evenwel niets gebleken. Ook de betrokken grondeigenaren hebben niets gemeld. Aangezien de gemeente aan reclamant een brief heeft gestuurd over het gebruik van de onroerende zaken met de grondplannummers 2, 3, 4 en 5, had het op de weg van reclamant gelegen om de gemeente er op te wijzen dat hij wellicht nog andere in de onteigening begrepen gronden in gebruik had, wat reclamant heeft nagelaten. Het is de gemeente pas sinds maart 2014 bekend dat reclamant voor de grondplannummers 1 en 21 een procedure aanhangig heeft gemaakt bij de pachtkamer, waarbij hij stelt pachter te zijn.
Met betrekking tot het door verzoeker om onteigening met reclamanten gevoerde minnelijk overleg, overweegt de Kroon in het bijzonder het volgende. De eigenaar van de onroerende zaken met de grondplannummers 2, 3, 4, en 5, heeft de verzoeker op de hoogte gesteld van het gebruik door reclamant. De eigenaren van de onroerende zaken met de grondplannummers 1 en 21 hebben niet aangegeven dat reclamant als gebruiker of als derde gerechtigde moet worden aangemerkt.
Op de gemeente als de onteigenende partij rust de plicht om in eerste instantie overleg te voeren met de eigenaar van de te onteigenen onroerende zaak. Dit kan alleen uitzondering lijden indien de gemeente Alphen aan den Rijn al eigenaar van de zaak is, maar deze heeft verhuurd. Alsdan dient het overleg met de huurder (het navolgende geldt in gelijke mate voor de pachters en overige (zakelijk) gerechtigden) te worden gevoerd. De Kroon is van oordeel dat dit in het onderhavige geval niet aan de orde is.
Het belang van een derde gerechtigde kan met zich brengen dat het in de rede ligt ook met deze derde in onderhandeling te treden. Daartoe is aanleiding indien de verzoeker met de eigenaar van de betrokken onroerende zaak geen afspraak heeft kunnen maken over het feit dat deze de zaak vrij van huur oplevert. In dat geval dient, gelet op het belang van de huurder, de verzoeker de huurder ook tijdig een aanbod te doen. Uit het logboek blijkt dat de gemeente met de eigenaar heeft afgesproken om de grond vrij van huur, pacht of gebruik anderszins te leveren. Deze afspraak met de eigenaar is ook aan reclamant kenbaar gemaakt in meerdere gesprekken in 2012 en 2013. De Kroon constateert dat de verzoeker biedingen heeft uitgebracht aan de eigenaar bij brieven van 21 december 2012 en 21 februari 2013, waarbij telkens is aangegeven dat het uitganspunt is dat het aanbod betrekking heeft op de levering van de grond vrij van pacht, huur en gebruiksrechten van derden. Dit uitgangspunt heeft verzoeker ook aan reclamant nog eens schriftelijk op 20 maart 2013 medegedeeld.
Wat betreft het kernpunt van de zienswijze van reclamant dat er geen minnelijk overleg heeft plaatsgevonden over de beëindiging van zijn pachtrechten, concludeert de Kroon dat reclamant niet betrokken hoefde te worden in het minnelijk overleg. De zienswijze van reclamant 3 geeft de Kroon derhalve geen aanleiding om het verzoek tot aanwijzing ter onteigening geheel of gedeeltelijk af te wijzen.
Reclamanten 4 brengen in hun zienswijze samengevat het volgende naar voren: Burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn hebben bij brief van 9 oktober 2013 een aanvulling gedaan op het verzoekbesluit van 25 april 2013. Dat is gelet op het bepaalde in artikel 79 onteigeningswet en de Handreiking onteigeningen titel IV 2010 d.d. 27 oktober 2011, niet mogelijk.
Volgens de Kroon verzorgt de minister de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3:4 van de Awb. In het kader van het in te stellen onderzoek, kan de minister te allen tijde nadere informatie vragen voor de beoordeling van een onteigeningsverzoek. Dit naar analogie van artikel 4:5 Awb waarin is bepaald dat een aanvraag niet buiten behandeling wordt gelaten dan nadat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen. Dergelijke verzoeken om nadere informatie staan dus los van de door reclamanten genoemde termijn van drie maanden. De onteigeningswet bepaalt niets over de mogelijkheid van aanvulling van het verzoek binnen deze termijn. Bestendig beleid is evenwel dat deze termijn in de praktijk kan worden gebruikt om verbeteringen en aanvullingen te laten doen door de verzoeker om onteigening. In de door reclamanten genoemde brief van 9 oktober 2013 heeft verzoeker een verduidelijking van het minnelijk overleg toegezonden.
KB onteigening gemeente Alphen aan den Rijn (minnelijk overleg met pachter / aanvulling verzoekbesluit) (Titel IV)
Wetgeving | Onteigeningswet Algemene wet bestuursrecht |
---|---|
Jurisprudentie | |
Officiële publicaties | KB onteigening gemeente Alphen aan den Rijn (minnelijk overleg met pachter / aanvulling verzoekbesluit) (Titel IV) | Staatscourant 17 oktober 2014, nr. 27783 |
Europese regelgeving | |
Soort nieuws | Wetgeving |
Publicatiedatum | 03-11-2014 |
Nummer | 2014/0506 |