Naar de inhoud

Koudwatervrees in een bananen­koninkrijk?

Over de toekomstbestendigheid van titel 5.2 Awb

Tweeëntwintig jaar geleden verdedigde Lex Michiels zijn VAR-preadvies over bestuursrechtelijke handhaving. Eén van de onderwerpen was de voorgestelde regeling van het handhavingstoezicht. In deze bijdrage wordt nagegaan of de regeling van het handhavingstoezicht toekomstbestendig is. De voortgaande digitalisering dient te leiden tot de aanpassing van de regeling van de bekendmaking van aanwijzingsbesluiten toezichthouder, tot een bezinning op het onderscheid tussen de inlichtingenvordering en de inzagevordering, alsmede tot het aanvullen van de regeling met een aantal bijzondere (ingrijpende) toezichtmethoden die een specifieke wettelijke basis behoeven. De rechtspraak dient het begrip verhoor uitdrukkelijk op een op het strafprocesrecht afgestemde wijze te definiëren. Ook dient de bewijskracht van het verslag van een toezichthouder, het boeterapport en het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar gelijkgesteld te worden om misverstanden te voorkomen. De europeanisering en internationalisering van het handhavingstoezicht vergen inmiddels een algemene regeling van wederzijdse administratieve bijstand, van transnationaal toezicht en het territorialiteitsbeginsel.

1. Inleiding

Op 12 mei 1995 beraadslaagde de Vereniging voor Administratief Recht (VAR) over de handhaving van het bestuursrecht. Lex Michiels was één van de vier preadviseurs met zijn preadvies ‘Bestuurlijke handhaving in ontwikkeling.’ Het was dezelfde vergadering waar Michiel Scheltema en Jim Polak tot erelid werden benoemd. Eén van de onderwerpen waar Lex over schreef, was de met het wetsvoorstel derde tranche Awb voorgestelde regeling over toezicht op de naleving die op 1 januari 1998 in werking trad.1 Het wetsvoorstel met memorie van toelichting was ongeveer een jaar voordien aan de Tweede Kamer aangeboden.2 De nota naar aanleiding van het verslag werd een maand na de VAR-vergadering…