Nieuwe regeling meerderjarigenbescherming in België met ingang van 1 juni 2014 (2014.15.2004)
Op 1 juni 2014 treedt in België een nieuwe regeling ter zake van meerderjarigenbescherming in werking. Auteur beschrijft de belangrijkste kenmerken van die hervorming. Vanwege grensoverschrijdende gevallen is deze hervorming ook van belang voor Nederland.
In België bestaat voortaan nog slechts één regeling inzake bewind door een bewindvoerder. Deze ene regeling ziet op drie Nederlandse equivalenten: curatele, beschermingsbewind en mentorschap. De Belgische regeling ziet dus niet alleen op het beschermingsbewind. De Belgische wetgever beoogt in een eenvoudige, duidelijke en begrijpelijke regeling alle bestaande statuten van meerderjarigenbescherming te harmoniseren. Het huidige voorlopige bewind is daarvoor de basis. De andere statuten worden afgeschaft na een overgangsperiode. De wet is van toepassing op zogenaamde beschermde personen. Ten eerste is bescherming mogelijk op grond van de gezondheidstoestand (art. 488/1, lid 1 BBW). De wet maakt geen onderscheid tussen fysieke en geestelijke gezondheidstoestand. Ten tweede is bescherming mogelijk voor personen in staat van verkwisting (art. 488/2 BBW).
Naast een bewind over de goederen, zal er voortaan een bewindvoerder over de persoon bestaan. De rechter kan alleen de ouders van de beschermeling tezamen als bewindvoerder over de persoon benoemen. Voor het overige is slechts één bewindvoerder over de persoon toegestaan (art. 496/4, par. 1 BBW).
De bewindvoerder wordt steeds door de rechter aangewezen. Deze volgt in principe de aanwijzing tot bewindvoerder in een voorafgaande wilsverklaring van de beschermeling (art. 496 BBW) of van bepaalde naastbestaandenbewindvoerders (art. 496/1, par. 1, BBW). Zo niet, dan kiest de rechter zelf de bewindvoerder over de goederen. Behalve natuurlijke personen komen alleen private stichtingen op maat van één beschermeling in aanmerking als bewindvoerder; andere rechtspersonen dus niet. Er kan meer dan één bewindvoerder over de goederen worden aangewezen.
De rechter kan voortaan de bewindvoerder machtigen om bij vertegenwoordiging van de wilsonbekwame beschermeling een schenking te doen (art. 499/7, par. 4 BBW). Hij moet daartoe de wil tot schenken van de beschermeling, toen hij nog wilsbekwaam was, kunnen aantonen. De schenking moet bovendien in verhouding staan tot het vermogen van de beschermeling. Als gevolg van de schenking mag de schenker bovendien niet behoeftig worden.
De beloning van de bewindvoerder is maximaal 3% (in Nederland 5%). Naast de beloning heeft de bewindvoerder recht op een gewone onkostenvergoeding alsmede een buitengewone vergoeding.
Over de kenbaarheid van de meerderjarigenbescherming het volgende. Van elke rechterlijke beslissing inzake oplegging, wijziging of beëindiging van een rechterlijke beschermingsmaatregel wordt een uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De inhoud van de rechterlijke bescherming wordt daardoor niet gepubliceerd. Daarnaast wordt in het bevolkingsregister en in het Rijksregister de identiteit van de bewindvoerder vermeld. Derden kunnen hieruit niet een eventuele bevoegdheidverdeling tussen de bewindvoerders afleiden. Met de rechtszekerheid voor derden is het volgens auteur daarom niet goed gesteld.
Op het gebied van IPR verandert er niets. België is bijvoorbeeld geen partij bij het Haagse verdrag betreffende de internationale bescherming van meerderjarigen. Het verdrag is daarentegen verwoord in het Belgische wetboek van IPR (WIPR), het Belgische ‘Boek 10 BW’. Deze regeling is in grote lijnen gelijk aan de regeling in het verdrag.
Kort samengevat heeft de Belgische rechter rechtsmacht inzake meerderjarigenbescherming voor Nederbelgen met gewone verblijfplaats in België. Op het gebied van het conflictenrecht is meestal het Belgische recht van toepassing. Zowel met betrekking tot onbekwaamheid als bescherming geldt het recht van de gewone verblijfplaats van de betrokkenen op het tijdstip van de feiten die aanleiding geven tot goedkeuring van beschermingsmaatregelen, zie art. 35, par. 1, WIPR.
F. Swennen, FJR, 12, 2013, p. 336 e.v. (MK)
Wetgeving | |
---|---|
Jurisprudentie | |
Officiële publicaties | |
Europese regelgeving | |
Soort nieuws | Wetgeving |
Publicatiedatum | 18-04-2014 |
Nummer | 2014/0312 |