Naar de inhoud

Notariële akte van levering is geen factuur (meer) in de zin van art. 37 Wet OB 1968; geen schending verdedigingsbeginsel

Samenvatting

Belanghebbende, een vof, heeft in 2001 een perceel verkocht en geleverd aan derden. In de notariële akte is melding gemaakt van de omzetbelasting die is verschuldigd. Belanghebbende heeft geen omzetbelasting op aangifte voldaan. De inspecteur heeft zonder aankondiging vooraf nageheven. In geschil is of het verdedigingsbeginsel is geschonden nu de naheffingsaanslag is opgelegd zonder belanghebbende vooraf in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Volgens de Hoge Raad is het vooraf niet horen gerechtvaardigd als er sprake is van een grond voor versnelde invordering (art. 10 IW 1990). Maar in zo’n geval mag de schending geen nadelig gevolg hebben voor het maken van effectief bezwaar. In dit geval heeft de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard, zodat van een effectief bezwaar geen sprake is geweest. Maar dit nadelige gevolg kan in de regel door de rechtbank worden hersteld door op de voet van art. 8:72, lid 4, Awb de zaak terug te wijzen naar de inspecteur. In dit geval heeft belanghebbende de rechtbank verzocht zelf in de zaak te voorzien. Daarmee heeft belanghebbende het recht op een nieuwe behandeling van het bezwaar zelf prijsgegeven, zodat van een schending van het verdedigingsbeginsel geen sprake is. Wat betreft de omzetbelasting komt de Hoge Raad terug van zijn eerdere jurisprudentie waarin was beslist dat een notariële akte van levering als factuur in de zin van art. 37 Wet OB 1968 moet worden aangemerkt. In een dergelijke akte wordt immers geen betaling van een bedrag gevorderd, zodat geen sprake is van een factuur, aldus de Hoge Raad. Dit betekent dat belanghebbende niet uit hoofde van de…