Naar de inhoud

Onbelaste en belaste geconserveerde waarde kunnen worden verenigd in één conserverende aanslag

Samenvatting

Belanghebbende heeft de helft van de tot een nalatenschap behorende aandelen in een bv verkregen. In de aangifte voor het recht van successie heeft belanghebbende een beroep gedaan op de bedrijfsopvolgingsregeling van art. 35c, lid 2 en 3, SW 1956. Als gevolg hiervan is de waarde van de verkregen aandelen deels aangemerkt als een voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde en deels als een belaste geconserveerde waarde. In geschil is of de belasting over de onbelaste en belaste geconserveerde waarde kan worden geheven door middel van één conserverende aanslag. In navolging van Rechtbank Haarlem (NTFR 2008/2341) en Hof Amsterdam (NTFR 2009/1909) beantwoordt ook de Hoge Raad deze vraag bevestigend. Art. 35c SW 1956 bevat volgens de Hoge Raad geen bepaling die erop wijst dat voor ieder van de delen van de geconserveerde waarde een afzonderlijke aanslag opgelegd moet worden. De andersluidende opvatting van belanghebbende wordt verworpen.

(Cassatieberoep ongegrond.)

Feiten

3.1.1. Belanghebbende heeft in het jaar 2004 krachtens erfrecht aandelen in een bv verkregen. Op zijn verzoek is de waarde van de verkregen aandelen deels aangemerkt als voorwaardelijk onbelaste geconserveerde waarde zoals bedoeld in artikel 35c, lid 2, van de Successiewet 1956 (tekst 2004, hierna: de SW), en deels als belaste geconserveerde waarde zoals bedoeld in artikel 35c, lid 3, van de SW.

3.1.2. Ter zake van de in 3.1.1 vermelde verkrijging is belanghebbende bij één aanslagbiljet aangeslagen in het recht van successie. Het aanslagbiljet houdt (onder meer) het volgende in:

`Conserverende aanslag.

(…)

Bedrag van…