Naar de inhoud

Opmerkingen over het legaat aan een erfgenaam mede in het kader van de verdeling van de nalatenschap

Inleiding

Het komt in de praktijk met enige regelmaat voor dat een erflater wenst dat na zijn overlijden één of meer van zijn goederen door een bepaalde erfgenaam worden verkregen. De erflater kan die goederen dan aan de erfgenaam legateren. Men spreekt in dit geval van een prelegaat. Ook is denkbaar dat de erflater het legaat niet als een prelegaat heeft bedoeld maar als een delingsvoorschrift. Op beide rechtsfiguren wordt in de bijdrage nader ingegaan, mede in het licht van de verdeling van de nalatenschap. Het artikel wordt besloten met een korte beschouwing over de toepassing van de Successiewet 1956 bij beide rechtsfiguren.

Legaat (tegen inbreng) aan een erfgenaam

Het betreffende goed kan aan de erfgenaam gelegateerd worden, eventueel tegen inbreng van de waarde in de nalatenschap. In zijn arrest van 17 januari 1964, NJ 1965, 126 heeft de Hoge Raad bij een legaat tegen inbreng geoordeeld, “dat die zaak, ook indien aan een erfgenaam gelegateerd, niet behoort tot hetgeen tussen de erfgenamen moet worden gescheiden en gedeeld en de legataris de afgifte daarvan uit de onverdeelde boedel kan vorderen”. Ook besliste de Hoge Raad dat de erfgenaam/legataris bij een dergelijke beschikking “voor het geheel in de positie van een legataris is gesteld”. In HR 16 april 1982, NJ 1982, 580, werd het hiervoor genoemde arrest bevestigd. Er is dan sprake van een prelegaat, dat wil zeggen een legaat dat afgegeven moet worden aan de legataris voordat de erfgenamen tot verdeling van de nalatenschap overgaan. Dit impliceert uiteraard dat de legataris het legaat “bovenop zijn erfdeel” ontvangt1.

Is het legaat gemaakt tegen inbreng van…