PROEFSCHRIFT
Drie stellingen
Mr. J.R. Sijmonsma, Het inzagerecht. Artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Deventer, Kluwer, 2010, 304 p., ISBN 978 90 1307 660 8
Op 10 juni 2010 promoveerde de schrijver van deze bijdrage aan de Universiteit Maastricht op het proef schrift “Het inzagerecht. Artikel 843a van het Wet boek van Burgerlijke Rechtsvordering”.1 Promotor was prof. mr. J.G.J. Rinkes, copromotor mr. dr. A.L.H. Ernes. De redactie van het WPNR heeft mij gevraagd om de inhoud van het proefschrift aan de hand van een drietal stellingen op 4 à 5 pagina’s weer te geven waarbij het notenapparaat beperkt moet worden gehouden. Het hierna volgende is de weerslag van dit verzoek.
1. Inleiding
Het vergaren van bewijsmiddelen is niet altijd eenvoudig, zeker niet indien deze in andere handen zijn dan van de partij op wie de bewijslast rust. Het sinds 1 april 1988 in art. 843a van het Wetboek van Burger lijke Rechtsvordering (hierna Rv) neergelegde recht op inzage in bescheiden die in handen van een ander zijn, is een bruikbaar hulpmiddel om bewijs te ver garen, niet alleen vóór de aanvang van, maar ook tijdens een eventuele procedure. Dit artikel omtrent het inzagerecht of de exhibitieplicht is pas de laatste jaren weer in de belangstelling komen te staan. Zo levert een kijkje in de kaartenbak van de NJ bij de art. 1922, 1922a en 1923 BW (de voorgangers van art. 843a Rv) over de periode 1925 tot en met…