Proportionaliteit en subsidiariteit: juridische begrippen bruikbaar in de psychiatrie?
Drs. L. van Amstel1
Dr. M.A. Ouwens2
Dr. A.J.K. Hondius3
Inleiding
Het juridiseren van de geestelijke gezondheidszorg is een terugkerend punt van discussie: is het een maatschappelijk verschijnsel dat uiteraard ook invloed heeft op de psychiatrie? Is het een doorgeschoten toepassing van de wetgeving ter bescherming van de autonomie? Of gaat de wetgeving juist niet ver genoeg? Duidelijk is wel dat er toenemende belangstelling bestaat onder de werkers in de ggz voor het juridisch kader. Naast de kans op eventuele negatieve bijwerkingen zoals 'een defensieve psychiatrie' heeft het juridisch begrippenkader een belangrijke positieve invloed op het doen en denken binnen de psychiatrie. Door je af te vragen of je ingrijpen wel rechtmatig is, wordt vanzelf een denkkader aangeboden dat houvast biedt in complexe situaties. Zoals de rol van de rechter bij het verlenen van een machtiging is dat hij/zij afweegt of het gevaar dusdanig is dat vrijheidsbeneming rechtmatig is (proportioneel is), zo begrijpt de psychiater dat zijn/haar rol is om zich daarbij te beperken tot het omschrijven van de geestesstoornis en de causaliteit (met het gevaar). Bij de toepassing van een middel of maatregel bij opgenomen patiënten is het van belang dat men zich afvraagt welk gevaar moet worden afgewend en of het middel daartoe redelijk en evenredig is; dan is het proportionaliteitsbeginsel aan de orde. Daarnaast moet de vraag aan de orde komen of er geen (minder zware) alternatieven zijn om dat gevaar (of noodsituatie) af te wenden. Dan is het subsidiariteitsbeginsel aan de orde. Dit doen de professionals doorgaans intuïtief, maar…