Naar de inhoud

Reactie minister nadere vragen Eerste Kamer inzake WCO I

Op 28 september 2017 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie gereageerd op de nadere vragen van de Eerste Kamer naar aanleiding van de conclusie van de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (JOR 2016/184) en het arrest van het Hof inzake FNV/Smallsteps (JOR 2017/217). De minister meent dat WCO I niet hoeft te worden aangepast. Wel zal conform de uitspraak van het Hof rekening moeten worden gehouden met de toepasselijkheid van de regels van overgang van onderneming, indien WCO I wordt toegepast met het oog op een doorstart.

Nadere vragen Eerste Kamer
Begin juli 2017 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van de Eerste Kamer nadere vragen gesteld over het wetsvoorstel Wet continuïteit ondernemingen (WCO I). De vaste commissie heeft gevraagd wat de consequenties zullen zijn voor het wetsvoorstel als het Hof de conclusie van de advocaat-generaal overneemt in de zaak FNV/Smallsteps en de Nederlandse rechter zich zal conformeren aan die beslissing.

Daarnaast vraagt de commissie of het de voorkeur heeft, gelet op de wetgevingskwaliteit en de rechtszekerheid, dat de WCO I voldoet aan de Europese regelgeving in plaats van dat het in voorkomende gevallen richtlijn conform geïnterpreteerd dien te worden door de rechter. Ten slotte vraagt zij de minister in te gaan op wat de beslissing van het Hof betekent voor “pre-pack situaties” die onder het geldende recht zijn afgehandeld en of er schadeclaims te verwachten zijn.

Gevolgen voor de praktijk en WCO I
De uitspraak van het Hof ziet op de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij een doorstart in faillissement waarbij de “pre-pack praktijk” is toegepast. De uitspraak staat niet in de weg aan WCO I, omdat WCO I een algemene regeling geeft voor de voorfase van het faillissement. Het wetsvoorstel omvat een regeling voor de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator en een beoogd rechter-commissaris die kort voor de faillietverklaring kan plaatsvinden. Daarmee biedt het wetsvoorstel de “pre-pack methode” een wettelijk kader.

WCO I ziet niet op de arbeidsrechtelijke positie van werknemers bij een doorstart in faillissement en geeft evenmin antwoord op de vraag of de uit de richtlijn voortvloeiende regels betreffende de rechten van werknemers bij overgang van onderneming dan toepassing zouden moeten vinden. De in art. 7:666 lid 1 BW neergelegde regel, waarvan de reikwijdte door het Hof nader is verduidelijkt, blijf van toepassing en wordt met WCO I niet gewijzigd.

WCO I biedt ook na de uitspraak van het Hof volgens de minister een meerwaarde voor de praktijk, ook in andere gevallen dan die waarbij een ‘pre-pack’ leidt tot een doorstart in faillissement. De minister meent dat ook in de situatie van een voorbereide doorstart meerwaarde biedt, doordat zij een wettelijk kader introduceert voor de stille voorbereidingsfase voor faillissement.

Aanpassingen Burgerlijk Wetboek
De Minister van Veiligheid en Justitie meent dat WCO I geen aanpassing behoeft omdat WCO I niet ziet op de arbeidsrechtelijke positie van werknemers. Indien sprake is van een doorstart uit faillissement, waarbij WCO I is toegepast, heeft de rechter de mogelijkheid om de bepaling van art. 7:666 lid 1 onderdeel a BW overeenkomstig de richtlijn en de uitspraak van het Hof te interpreteren. Hiervoor is geen wetswijziging nodig. De wettekst voldoet aan de richtlijn.

Gevolgen afgehandelde zaken
Of de “pre-pack situaties” die in het verleden zijn afgehandeld ook steeds in overeenstemming zijn geweest met de uitleg van het Hof, hangt af van de omstandigheden van het geval aldus de minister. De rechter dient dit te beoordelen. Blijkt dit in een individuele situatie niet het geval te zijn geweest, dan zouden er werknemers kunnen zijn die hierdoor gedupeerd zijn. Deze werknemers hebben dan de mogelijkheid om de doorstarter in rechte aan te spreken. De Minister van Veiligheid en Justitie geeft aan dat of en in welke mate hun vordering kans van slagen heeft, van geval tot geval verschillend is en ter beoordeling aan de rechter. 

Bron: Ministerie van Veiligheid en Justitie

Wetgeving
Jurisprudentie
Officiële publicaties
Europese regelgeving
Soort nieuwsWetgeving
Publicatiedatum02-10-2017
Nummer2017/0368