Naar de inhoud

Redeemable Preference Shares vormen aandelen voor toepassing deelnemingsvrijstelling

Samenvatting

Belanghebbende is een fiscale eenheid die indirect 16% houdt in A. Door de fiscale eenheid was aan een Australische tussenhoudster een aandeelhouderslening verstrekt van AUD 53.000.000. De rente daarop is als belaste winst aangegeven. In 2004 vond een financiële herstructurering plaats waarbij A de aandeelhoudersleningen afloste en een nieuw opgerichte tussenhoudster redeemable preference shares (RPS) uitgaf aan de voormalige gewone aandeelhouders in A naar rato van hun voormalige gewone aandelenbezit. Na die herstructurering houdt de fiscale eenheid RPS van nominaal AUD 73.501.453. Op de RPS wordt een vaste van 8% naar 12% oplopende vergoeding betaald; zij worden na tien jaar afgelost (redeemed), en zij dragen geen stemrechten behalve met betrekking tot henzelf.

In geschil is of de in 2004 ontvangen vergoeding op de RPS naar Nederlands fiscaal recht als rente of als vrijgesteld deelnemingsdividend moet worden gekwalificeerd. Hof Amsterdam (NTFR 2012/1869) oordeelde dat RPS voldoende vergelijkbaar zijn met cumulatief preferente aandelen zoals die ook in Nederland door kapitaalvennootschappen worden uitgegeven en dat de beloning als (vrijgesteld) dividend kwalificeert. Van fraus legis is volgens het hof geen sprake omdat belanghebbende ook van meet af aan had kunnen financieren met RPS. De Hoge Raad sluit zich aan bij de visie van het hof.

Eerder gepubliceerd: NTFR 2014/738.

Feiten

Geschil

Rechtsoverwegingen