Redelijke termijn verlengd door prejudiciële procedure en geheimhoudingsprocedure; verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen
Samenvatting
In geschil is of verzoeker recht heeft op een immateriële schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase en beroepsfase, hoe hoog die vergoeding dan moet zijn en aan wie de eventuele overschrijding moet worden toegerekend.
Rechtbank Gelderland is van oordeel dat de redelijke termijn moet worden verlengd met de termijn van de prejudiciële procedure. Ook de tijd die is verstreken tussen de uitspraak van het HvJ en het arrest van de Hoge Raad van 26 februari 2010 moet bij de redelijke termijn worden opgeteld. In totaal wordt de termijn hierdoor met negentien maanden verlengd. De rechtbank is voorts van oordeel dat de termijn die redelijkerwijs is gemoeid met de behandeling van een geheimhoudingsverzoek bij de redelijke termijn moet worden opgeteld als een factor die de ingewikkeldheid van de zaak betreft. In totaal gaat het om zeven maanden. De redelijke termijn bedraagt hierdoor in totaal vijftig maanden. Nu de rechtbank binnen deze termijn uitspraak heeft gedaan is de redelijke termijn niet overschreden. Verzoeker heeft derhalve geen recht op een schadevergoeding.
(Afwijzing schadevergoedingsverzoek.)
Commentaar
In deze procedure gaat het alleen nog over de immateriële schadevergoeding. In HR 10 juni 2011, nr. 09/02639, NTFR 2011/1366 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de rechtszekerheid meebrengt dat ook in belastingzaken (dus zonder boete) de beslechting binnen een redelijke termijn dient plaats te vinden. Deze redelijke termijn voor bezwaar en beroep is twee jaar gerekend vanaf de ontvangst van het (gemotiveerde) bezwaarschrift, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Wat dit laatste betreft heeft de Hoge Raad in HR 9 april 2010, nr. 07/10306, …