Naar de inhoud

Regels huurkoop van overeenkomstige (en dwingend rechtelijke) toepassing

Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken

A verkoopt zijn pand aan B. Afgesproken wordt dat B voorafgaand aan de levering reeds in het pand mag trekken en hij de koopsom in termijnen zal voldoen maar het pand pas juridisch zal worden geleverd aan B na de laatste betaling.

Ter discussie is of dit een huurkoop is of niet. B vindt van wel. A bestrijdt dit met als redenen dat (1) het een bedrijfsruimte betreft en geen woning en de regels van huurkoop niet zouden moeten gelden voor bedrijfsruimte; (2) partijen volgens A nooit de bedoeling hebben gehad het als een huurkoop te laten gelden en (3) als het toch als huurkoop geldt, dan heeft A op dat punt gedwaald en is de overeenkomst derhalve vernietigbaar.

De rechtbank stelt B in het gelijk en oordeelt dat het een huurkoop betreft als bedoeld in de Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken en wel omdat het een overeenkomst is ter zake de verkoop van een pand waarbij koper wel reeds in het pand mag maar de koopprijs in termijnen wordt betaald en de levering plaatsvindt na betaling van de laatste termijn.

De rechtbank stelde ook dat tot 1974 de regels voor huurkoop inderdaad slechts golden voor woningen maar sinds 1974 ook voor bedrijfsruimte. De rechtbank oordeelde bovendien dat de bedoeling van partijen over het wel of niet als een huurkoop laten gelden van een afspraak niet van belang is aangezien op grond van art. 15 Tijdelijke wet huurkoop onroerende zaken, de regels over huurkoop van dwingend recht zijn. Partijen kunnen er derhalve niet van afwijken of ze willen of niet. Het beroep op dwaling van A gaat ook niet op omdat de…