Naar de inhoud

Roekeloosheid en bewuste roekeloosheid in de systematiek van het Burgerlijk Wetboek (II, slot)

4. Art. 185 WVW en het wetsvoorstel 25 759

Op grond van art. 185 WVW is de eigenaar/houder van een motorvoertuig aansprakelijk voor de schade die een niet-gemotoriseerde weggebruiker, die niet door het betreffende motorvoertuig vervoerd wordt, lijdt als gevolg van een ongeval op de openbare weg, tenzij hij overmacht kan aantonen. Een beroep op overmacht wordt echter niet snel gehonoreerd. De Hoge Raad heeft in het arrest Marbeth van Uitregt aangegeven dat gedragingen van een kind onder de 14 jaar geen overmacht opleveren, tenzij er sprake is van 'opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid' aan de zijde van het jonge slachtoffer.1 Ook kunnen deze gedragingen op grond van de uitspraak in de zaak Ingrid Kolkman niet leiden tot vermindering van de schadevergoeding op grond van eigen schuld van het kind, behoudens opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid.2 Welke gevallen de term 'aan opzet grenzende roekeloosheid' bestrijkt, is onduidelijk. Hartlief denkt aan door oudere kinderen gespeelde gevaarlijke spelletjes als het vlak voor naderend verkeer oversteken of aan het in de duisternis op de middenstreep van de weg gaan liggen.3 Marbeth van Uitregt voldeed in ieder geval niet aan die kwalificatie toen zij met haar fiets onverwachts zonder naar rechts te kijken de straat opreed vanuit een uitrit. Hetzelfde gold de gedraging van Ingrid Kolkman die plots een voorrangsweg overstak. Voor niet-gemotoriseerde slachtoffers van boven de 14 jaar geldt dat behoudens opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid van hun kant de eigenaar/ houder van het voertuig verplicht is tot vergoeding van minstens 50% van de schade.4

Minister Korthals heeft in 1998 een…