Naar de inhoud

Schriftelijke getuigenverklaringen in de civiele procedure

Onderwerp voor rechterlijke regie?

In deze bijdrage wordt bezien op welke wijze schriftelijke getuigenverklaringen de procedure ten goede kunnen komen. Deze voordelen kunnen beter worden benut. De rechter zou daarin een actieve rol moeten spelen. De KEI-wetgeving biedt hiervoor aanknopingspunten. Een expliciete regeling in de wet verdient echter aanbeveling. Daarvoor zal ik een voorstel doen, die bedoeld is als bijdrage aan het debat over modernisering van het bewijsrecht.

TREMA201707-2SHUTTERSTOCK671394997
Foto: Shutterstock

1. Inleiding

Een procespartij kan een getuige ten behoeve van de procedure een verklaring op schrift laten stellen of een al opgestelde verklaring laten ondertekenen, en dit stuk vervolgens in het geding brengen. Er is geen rechtsregel die zich daartegen verzet, aldus de Hoge Raad in 2003.1 Een dergelijke schriftelijke getuigenverklaring is een bewijsmiddel en kan dus een rol spelen bij de vaststelling van feiten en zo van invloed zijn op de beslissing.

Verschillende schrijvers hebben een ruimer gebruik van schriftelijke getuigenverklaringen bepleit.2 Ook de Expertgroep modernisering burgerlijk bewijsrecht heeft voor dit onderwerp aandacht gevraagd.3 Onderbelicht blijft echter hoe in een geding concreet van deze verklaringen kan worden geprofiteerd.

2. Positie in het bewijsrecht

Voordat het processuele nut van een schriftelijke getuigenverklaring aan de orde komt, lijkt het goed kort stil te staan bij de plaats ervan in het bewijsrecht.

Een schriftelijke getuigenverklaring is een bewijsmiddel in de zin van art. 152 lid 1 Rv.4 Wat een getuige op schrift heeft verklaard, kan dus evengoed tot bewijslevering strekken als bijvoorbeeld een e-mail, een verklaring van een deskundige of een proces-verbaal van getuigenverhoor. Er is ook geen reden a priori…