Sign. - Aanwijzing OM vervolgingsbeslissing levensbeëindiging
Het College van procureurs-generaal (de landelijke leiding van het Openbaar Ministerie) kan aanwijzingen geven over taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie (OM). Deze aanwijzingen betreffen met name het opsporings-, vervolgings- en executiebeleid van het OM.
Op 1 februari 2016 is één van deze aanwijzingen, de aanwijzing vervolgingsbeslissing levensbeëindiging niet op verzoek en late zwangerschapsafbreking, gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2016, 3941). In deze aanwijzing is opgenomen via welke route het OM een vervolgingsbeslissing neemt in geval van ‘levensbeëindiging niet op verzoek’.
Met ‘levensbeëindiging niet op verzoek’ worden bedoeld minderjarigen jonger dan twaalf jaar, andere wilsonbekwamen en comateuze of demente patiënten die geen schriftelijke wilsverklaring hebben ondertekend toen zij nog wilsbekwaam waren. Vanwege het ontbreken van een verzoek om euthanasie, zijn de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) en de bijzondere strafuitsluitingsgronden in het Wetboek van Strafrecht niet van toepassing.
Sinds 1 juni 1994 geldt voor levensbeëindiging zonder verzoek en late zwangerschapsafbreking een meldingsprocedure bij het OM. Deze procedure is als volgt. Bij een levensbeëindiging zonder verzoek dient de gemeentelijk lijkschouwer een melding rechtstreeks aan de officier van justitie te sturen. Er is dan immers sprake van een niet-natuurlijke dood. De officier van justitie moet beslissen of er verlof tot begraving of verbranding kan worden gegeven.
Na melding door de gemeentelijke lijkschouwer aan de officier van justitie, kan de officier van justitie, indien nodig, onmiddellijk tot opsporing en/of vervolging overgaan. In ieder geval dient de officier van justitie al dit soort meldingen van de gemeentelijk lijkschouwer door te melden aan het College van…