Naar de inhoud

Sign. - Advocaatkosten in echtscheidingsprocedure niet aftrekbaar (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:7882)

Het huwelijk tussen M en V is door echtscheiding ontbonden. Aan zijn advocaat in de echtscheidingsprocedure heeft M in april 2011 een bedrag van € 20.000 betaald. Dit bedrag neemt M in zijn IB-aangifte op als aftrekbare kosten ‘voor verkrijging of behoud van inkomen.’ De belastinginspecteur staat deze aftrek niet toe. M stelt zich op het standpunt dat een woning in eigendom en spaartegoeden naar algemeen aanvaarde maatstaven zijn aan te merken als pensioenvoorzieningen en dat de kosten die hij heeft gemaakt tot inning, verwerving of behoud daarvan daarom dienen te worden gekwalificeerd als aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen.

In hoger beroep oordeelt het hof als volgt. In artikel 3.108 (eerste volzin) Wet IB 2001 is bepaald dat aftrekbare kosten van uitkeringen en verstrekkingen de daarop drukkende kosten zijn, voor zover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die uitkeringen en verstrekkingen. In artikel 3.100 t/m 3.107 Wet IB 2001 wordt omschreven wat onder ‘belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen’ moet worden verstaan, inclusief de algemene en specifieke uitbreidingen daarvan, alsmede de vrijstellingen en uitgezonderde uitkeringen. Geen van deze wetsartikelen bevat een bepaling op grond waarvan vermogensbestanddelen als woningen en spaartegoeden zouden kunnen worden gekwalificeerd als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 sub d Wet IB 2001. De ter zake van de toedeling van die vermogensbestanddelen in de echtscheidingsprocedure gemaakte advocaatkosten zijn derhalve niet gemaakt tot verwerving, inning of behoud van uitkeringen en verstrekkingen, zodat de door M beoogde aftrek niet mogelijk is. Het hof stelt de inspecteur in het gelijk